18 APRIL 1977 415 ik graag zien dat er wat meer haast werd gemaakt. In de derde plaats geloof ik dat wij het er volkomen mee eens kunnen zijn wanneer permanente educatie wordt omschreven als een principe, als een beleidsbeginsel of nog nauwkeuriger gezegd als een voorwaardenscheppend beleidsprincipewaar bij pluriformiteit en ook pluraliteit worden gega randeerd, waarbij op plaatselijk en regionaal ni veau basisvoorzieningen moeten worden gerealiseerd en waarbij overheid en particulier initiatief in nauw overleg en op voet van gelijkheid beleidsvoor- bereidend moeten kunnen opereren. Ik zou in dit ver band graag iets willen zeggen over dat voor ons heel belangrijke principiële punt: "garantie ten aanzien van de pluriformiteit en de pluraliteit". In het onderwijs zijn al vele decennia lang, afge zien van vrijheid van richting, maatstaven van deugdelijkheid en doelmatigheid gehanteerd. De op leiding tot pedagogische werker en de kwaliteit van deze werker in het veld daarna worden bij wijze van spreken dag aan dag begeleid en vormen voortdurend onderwerpen van studie. Het resultaat daarvan wordt doorgegeven aan het veld en ik weet maar al te goed dat dit niet helemaal soepel en synchroon ver loopt, maar er wordt in elk geval gepoogd de deug delijkheid geen geweld aan te doen, ook nu de P.A.' voor een deel zijn gedemocratiseerd. Zij zijn dus bestand tegen die democratisering. Hoe heel anders gaat dat in de wereld van de sociale academies met betrekking tot de daaruit voortgekomen welzijnswerkers. Op dat terrein is bij menigeen geen sprake van deugdelijkheid en doelma tigheid. Er is geen sprake van de werkelijkheid van het verschillend denken en oordelen over mens en maatschappij, gezin en samenleving, kerk en wereld, gezag en vrijheid, betrokkenheid en objectivisme, amateurisme en deskundigheid, moraal en techniek en ga zo maar door. Er is geen sprake van dat de wel zijnswerkers na hun vertrek van de academie zich met het oog op het democratisch belang meer uitdruk kelijk inzetten voor levensbeschouwelijke

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1977 | | pagina 415