418
18 APRIL 1977
die zijn gericht op het tweede-kans onderwijs voor
volwassenen, maatschappelijke en politieke bewust
wording, beroep en arbeid, creativiteitontwikkeling
en kunstzinnige vorming, alsmede op het trainen
van sociale vaardigheden. Evenmin kennen wij de
noodzakelijkheid voor Breda en omgeving van voor
zieningen, gericht op documentatie, algemene ont
wikkeling en kader- en deskundigheidsontwikkeling.
Wij kunnen slechts gissen en algemene opmerkingen
dienaangaande maken, alles ietwat hypotetisch ge
tint.
Een volgend punt. Het verheugt mij bijzonder
nu in het preadvies te kunnen lezen dat het onder
wijs inhoudelijk wel bij de discussies over perma
nente educatie en haar voorzieningen kan worden be
trokken. Natuurlijk zullen wij de wettelijke rege
lingen laten voor wat zij zijn, alhoewel zij zoals
u weet binnen het kader van het onderwij s zeer
dankbare onderwerpen vormen. Ik heb bij de behande
ling van de begroting 1977 tijdens de beschouwingen
over het hoofdstuk onderwijs getracht lijnen te
trekken tussen:
1de structuren- en contourennota1s
2. de memorie van toelichting bij het wetsont
werp "nieuwe bassisschool" van de minister
van onderwijs;
3. hetgeen C.R.M. onder permanente educatie
verstaat in een groeiend aantal nota's.
Daarbij heb ik gepoogd aan te tonen dat deze lijnen
nog niet te trekken zijn wegens gebrek aan aanslui
tingen, wegens de aanwezigheid van hiaten en wegens
het naast elkaar werken van de ministeries van On
derwijs en C.R.M.Mede om die reden is regionalise
ring en decentralisering van het vormingswerk ver
eist.
Het op één na laatste punt. Het eigenlijke
planningsproces zie de rijksbijdrageregeling
speelt zich af in de fase van de beleidsvoorberei
ding. Wij als overheid zullen evenals de particu
liere instellingen en groepen daarbij betrokken
moeten zijn. Het resultaat van dit proces, in de