422 18 APRIL 1977 wat C.R.M. betreft, komen te vallen onder de kader wet welzijn die in een nog verder verwijderde toe komst tot stand zal komen. Het is niet voor niets dat ik deze uiteenzet ting over de te verwachten landelijke middelen geef, want ik ben namelijk van oordeel dat wijals wij nu beginnen met een eerste concreet voorstel over permanente educatie of voortdurende vorming, die ontwikkelingen in het oog moeten houden, omdat wij anders het plan toch te smal gaan invullen. Het zou jammer zijn als dat gebeurde, want dan missen wij misschien straks de boot en dat is niet onze bedoe ling; naar ik meen zal dat bij niemand de bedoeling zijn. Het is begrijpelijk indien om een aantal re denen het landelijk ingediende plan sociaal-cultu reel werk op het ogenblik enige tijd wordt uitge steld, waarop volgens de krantenberichten kans lijkt te bestaan. Als gevolg daarvan zal waarschijn lijk ook de totstandkoming van de kaderwet nog ver der worden uitgesteld. Ik wil om enige duidelijkheid te scheppen ten aanzien van de standpunten van de federatie van fracties P.v.d.A./P.P.R. een aantal van onze uit gangspunten met betrekking tot de voortdurende vor ming op een rijtje zetten. 1Naar onze mening heeft iedereen recht op verdere vorming na zijn schooltijd, ja zelfs op voortdurende vorming of permanente edu catie. 2. De verdere vorming moet een grotere gelijk heid tussen de mensen tot stand brengen in kennis en macht. 3. Daarom moeten die groepen voorrang krijgen die tot nu toe de minste kansen op verdere vorming hebben gehad. Dat zijn onder andere werkende volwassenen, werkende jongeren, gehuwde vrouwen en werklozen. 4. Omdat iedereen tot zijn zeventiende jaar onderwijs krijgt moeten de vormingsactivi teiten waarover nu wordt gesproken vooral zijn gericht op mensen van zeventien jaar

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1977 | | pagina 422