18 APRIL 1977
437
thans voor ons ligt. Ik kan ook niet ontkennen dat
dat het geval is geweest. De interimrapportage is
in een viertal commissies aan de orde geweest, er
is enige tijd uitstel verleend teneinde nadere ad
viezen te kunnen inwinnen en het rapport is nog aan
twee adviesraden voorgelegd. Alle reacties op het
rapport daarbij wil ik ook de reactie van de
werkgroep van de federatie van fracties P.v.d.A./
/P.P.R. niet vergeten moesten multidisciplinair
worden verwerkt en bekeken door medewerkers uit di
verse disciplines en verschillende sectoren. Tussen
tijds verschenen toen ineens de rijksbijdragerege
lingen, waarvan de eerste werd vastgesteld en de
andere in concept het licht zag. Dit alles vergde
allerlei activiteiten, waarop het ambtelijk apparaat
gewoon niet was ingesteld. In dat tekort is nu
voorzien en derhalve hoop ik dat nu ook het tempo
aanzienlijk hoger kan komen te liggen.
De heer Visser heeft een uitvoerig referaat ge
houden, waaruit ik een aantal onderdelen zou willen
lichten. Op een gegeven moment kreeg ik de indruk
dat hij zou gaan citeren uit "De nieuwe vrijgestel
den" van Herman Vuijsje, hetgeen hij gelukkig niet
heeft gedaan. Te dien aanzien wil ik toch wel zeg
gen, dat het inderdaad waar is dat in veel geval
len maar lang niet in alle de welzijnswerkers
zelf nauwelijks ertoe bijdragen dat de tamelijk
moeilijke materie doorzichtig wordt gemaakt voor de
niet-ingewijdenWaar staan wij nu met elkaar in
het proces? Ik heb al eens bij een andere gelegen
heid gezegd dat ook de heer Van Asseldonk heeft
erop gewezen waar wij nu staan wij moeten consta
teren dat het aanbod eigenlijk een lappendeken is,
terwijl de behoefte nog nauwelijks is gepeild. Toch
zullen wij vraag en aanbod gestructureerd op een
rij moeten krijgen voordat wij verder kunnen en wij
zullen er dus hard aan moeten trekken.
Inhoudelijk wordt het onderwijs wel degelijk
bij de discussie betrokken zoals de heer Visser
ook terecht heeft gezegd en de bedoelingen van
het college in dezen zijn in het eerste concept-