18 APRIL 1977 441 sociaal-cultureel werk, omdat ook daarin sprake is van een globaal educatief plan. Ten aanzien van de samenstelling van de pro jectgroep is gevraagd of het mogelijk is de commis sie ad hoe en alle groeperingen bij de wervings- en selectieprocedure te betrekken. Tegen deze sugges tie heb ik grote bezwaren en naar ik meen verschil ik daarover van mening met de heer Oomen. Ik ben van oordeel dat het college in ieder geval de taak heeft om in het kader van deze rijksbijdrageregeling op het daarvoor aangewezen tijdstip aan de raad een plan voor te leggen en dat het ook aan het col lege is daarvoor een commissie in het leven te roe pen, die dat plan voor ons zal voorbereiden. Uiter aard zal de raad te allen tijde via de commissies en via de commissie ad hoe zo de raad deze wenst in te stellen en uiteindelijk door middel van de raadsbehandeling bij de totstandkoming van dit plan worden betrokken. Ik geloof dat het een veel te omslachtige procedure zou worden indien wij ook nog de commissie ad hoe en alle groeperingen bij de wervings- en selectieprocedure zouden inscha kelen. Wanneer wij er even van uitgaan dat wij met elkaar in mei tot een commissie ad hoe kunnen ko men, dan is het naar mijn mening duidelijk dat zij zich eerst zal moeten inwerken, want je mag niet aannemen dat alle leden vanaf het begin volledig op de hoogte zijn met deze erg ingewikkelde mate rie. Vervolgens moet er dan een zodanige wervings- en selectieprocedure worden opgezet, dat ieder ermee kan instemmen, en tenslotte moeten alle groeperingen daarover nog uitsluitsel geven. Naar ik meen doet zich ten aanzien van dit punt wederom verwarring met de rijksbijdragerege ling voor het sociaal-cultureel werk voor. De heer Oomen heeft daarbij uitdrukkelijk tal van groepe ringen genoemd, zoals bijvoorbeeld de organisaties van peuterspeelzalen, die niets van doen hebben met deze materieDeze groeperingen komen weer om de hoek kijken bij de rijksbijdrageregeling voor het sociaal-cultureel werk. Artikel 13 de heer

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1977 | | pagina 441