18 APRIL 1977 451 :er zeer triest. Bovendien geeft het steun aan mijn ver- lent denking dat een deel van deze raad motie-ziek is; imst een andere verklaring kan ik er niet voor geven. iunt Wij zijn van mening dat men in het uiterste tls geval met moties moet komen aandragen. Van het goe- iro- de en grote recht dat wij als raad hebben om met mo- ni- ties te komen, moet men schaars gebruik maken om- ich dat anders dit recht devalueert. Dan is het geen goed en groot recht meer van onze raad maar is er l sprake van een ontluistering van het motierecht van o- de raad. In elke cursus van burgerschapskunde wordt dit uiteengezet, zodat het mogelijk is dat te leren. Dat is dus een kwestie van vorming. Bovendien zijn deze moties volkomen overbodig en geven zij blijk dit van ongezond oppositioneel wantrouwen. Ik houd daar ■r- niet van, want ik heb vertrouwen in de delegaties Lr- die wij krachtens de gemeentewet aan een deel van :1e- deze raad geven en ik vind dat je dan niet iedere :- keer met moties moet komen waaruit wantrouwen .n spreekt. Dat is geen juiste handelwijze en zeker iar- niet als deze op het uiterste puntje van de val- l reep plaatsvindt, tot De heer HENDRIKSEN: Dan zou ik toch aan de heer .der- Visser willen vragen op grond waarvan hij tegen een totaal educatief plan is en op grond waarvan hij tegen een directe relatie is van de toekomstige uit tot raadsleden bestaande commissie ad hoc met de keuze >t en de verdere sollicitatieprocedure van de toekom- teb stige commissie voor burgers en ambtenaren, n n. De heer VISSER: Nu komt het moment waarop je l allerlei onzuiverheden krijgt. Dat is nu juist het gevolg van het wantrouwen dat door moties ontstaat. >k Je krijgt wij De heer HENDRIKSEN: Dit is geen kwestie van de wantrouwen al- De heer VISSER: Schei nou toch alsjeblieft mij uit. Ik ben nu toch aan het woord en je hebt zoeven

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1977 | | pagina 451