18 APRIL 1977
457
projectgroep zullen komen. Het staat voor mij als
een paal boven water dat we, aldus handelend, in
het kader van de thans vigerende rijksbijdragerege
ling met ons plan niet op tijd zullen zijn.
De andere motie van de heer Oomen bevat het
verzoek aan het college aandacht te besteden aan de
verhouding tussen overheid en particulier initia
tief, alsmede aan de inspraak/participatie van het
particulier initiatief en de burgerijDeze elemen
ten, zij het in betere bewoordingen dan in deze mo
tie en ook in betere bewoordingen dan ik zou kunnen
verzinnen, zijn alle in de vigerende rijksbijdrage
regeling opgenomen: zij worden daarin zelfs dwin
gend voorgeschreven als punten waaraan aandacht
moet worden besteed. Hetzelfde geldt voor het glo
baal plan en daarmee hangt nu juist in feite de
strekking van het raadsvoorstel samen. In verband
hiermee zou ik de laatstgenoemde motie van de heer
Oomen als overbodig willen kwalificeren.
De VOORZITTER: Verlangt men stemming over de
moties?
De heer OOMEN: Als de overige fracties tegen
de moties zijn, kunt u wat mij betreft de al eerder
gevolgde procedure toepassen.
De heer VISSER: Mijn fractie is tegen de beide
moties
De heer VAN ASSELDONK: Ook wij zijn tegen de
moties.
Aangezien slechts de heer Crul, mevrouw Giebels-
Sprengers, de heren Hendriksen, Houben en Martens,
mevrouw Muntjewerff-van den Hul, de heer Oomen, me
vrouw Paulussen, mevrouw Stutterheim-Edeling en de
heer Welschen zich voor de beide moties van de heer
Oomen wensen uit te spreken, worden deze geacht te
zijn verworpen.