483 12 MEI 1977 mogelijkheid opent dat er ook hier kleine kampjes worden gesticht, zal naar ik verwacht niemand be reid zijn uit Breda te vertrekken zodat alle 135 wagens in Breda zullen blijven staan. We hebben dan drie kampjes van vijftien wagens, terwijl de resterende negentig aan de Terheijdenseweg gehan- haafd blijven, waarbij er noch in de regio, noch in Breda sprake van spreiding is. Bovendien zal in die situatie het gelegaliseerde aantal van negen tig zelfs nog worden overschreden doordat we 135 wagens blijven houden. Mijn conclusie is dat de strategie die de heer Oomen bepleit waarbij de raad zich nu voor de aanwezigheid van vier kampen in Breda zou moeten uitspreken lijnrecht tegen de realiseringsmogelijkheid van de spreiding in gaat. Ik moet de raad dan ook ten zeerste ontraden het amendement van de heer Oomen aan te nemen. Door hetgeen ik tot nu toe heb gezegd is een vraag van de heer Koertshuis naar ik meen min of meer achterhaald. Ik doel dan op de vraag, door de heer Koertshuis ook in de commissie gesteld, of het verzoek dat het door hem indertijd ingediende amendement bevatte, reeds naar de minister is ge zonden. De heer Koertshuis weet dat ik het amende ment wat dat betreft anders heb opgevat dan hij In het amendement stond dat het verzoek zes maan den na het verzenden van de regeling zou moeten worden gedaan; de heer Koertshuis meende dat het verzoek ook in de tussentijd zou kunnen worden uitgezonden. Ik geloof dat het weinig zin heeft daar op dit ogenblik nog dieper op in te gaan, om dat dat, als men ervan uitgaat dat de raad van Breda de gewijzigde regeling vanavond aanvaardt, niet meer nodig is. Daarnaast heeft de heer Koertshuis terecht enige opmerkingen gemaakt over het verschil tussen theoretische en daadwerkelijke medewerking van de gemeenten. Bij de strategie om het gestelde doel te verwezenlijken zijn we in fasen te werk gegaan. We zijn begonnen met het meest theoretische waar tegen het minst bezwaar zou kunnen worden geuit:

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1977 | | pagina 483