485
12 MEI 1977
1. Er is een provinciale nota over het woon-
wagenbeleid waarin als maximale grootte van een o
woonwagencentrum een aantal van dertig wagens I
wordt genoemd. Wat denkt de wethouder tegen die v
achtergrond over de goedkeuring van deze regeling c3
door gedeputeerde staten? Misschien kan hij op o
grond van zijn contacten met de gedeputeerde sta- p
ten zeggen of hij de indruk heeft dat de regeling, s
hoewel er in Breda uiteindelijk een centrum van k
zestig woonwagens tot stand zal komen, toch zal k
worden goedgekeurduiteraard vanuit de verdere k
doelstelling. i
2. Terecht heeft de wethouder geconstateerd w
dat we het over de richting waarin een en ander h
moet gaan wel eens zijn, ook al gebruikt hij dan h
het woord "woonwagenkamp" terwijl ik liever over d
"woonwagencentrum11 praat. Nu kan ik mij voorstel- t
len dat wij ons amendement zouden intrekken, zodat d
de regeling in de nu ter tafel liggende vorm wordt o
aanvaard. Wanneer Breda dan te zijner tijd ook B
het raadsvoorstel houdt die mogelijkheid open
toch naar kleinere centra wil streven, moet de
gemeenschappelijke regeling dan opnieuw worden ge
wijzigd of kan Breda, als er zicht is op de decen
tralisatie die op grond van de nu voorgestelde
wijziging haar beslag moet krijgen, met behulp van
bestemmingsplanwijzigingen zelf dat doel bereiken?
De heer KOERTSHUIS: Op mijn vraag over de 111
procedures van bestemmingsplanwijzigingen kon de
wethouder van maatschappelijke dienstverlening
niet antwoorden. Misschien kan één van de andere n
leden van het college daar uitsluitsel over geven,
want ik heb vernomen maar ik ben op dat punt
erg ondeskundig dat bestemmingsplanwijzigingen 2
van randgemeenten, betrekking hebbend op stukken 2
grond die aan de gemeente Breda grenzen, ook on
derworpen zouden zijn aan een zekere goedkeuring
van de gemeenteraad van Breda. Dat heeft dan na
tuurlijk betrekking op de plannen van Nieuw-Ginne- x
ken met betrekking tot de sociale academie.
v