12 MEI 1977
486
De heer VAN DONGENIk zou over het aan de
orde zijnde voorstel het volgende willen zeggen.
In de C.D.A.-fractie waren we er zeker niet op
voorbereid dat er zo'n "verhaal" zou komen over
deze gevoelige zaak. Het begint er een klein beetje
op te lijken dat men, als er met het oog op be
paalde groeperingen positief wordt gewerkt en po
sitieve voorstellen worden bereikt, theorieën ver
kondigt die met ontzaglijk veel belangstelling
kunnen worden beluisterd maar die niet zorgvuldig
kunnen worden beantwoord; ik kan alleen maar een
indruk weergeven, die er naar aanleiding van de
woorden van de heer Oomen op neerkomt dat onder
het mom van inspraak een vorm van betutteling in
het spel is. Het amendement dat vóór ons ligt ten
deert in die richting. We zouden ons buiten de be
trokkenen om nu al op drie andere plaatsen in Bre
da moeten vastleggen. Ik denk dat nog volledig
open is wat de mensen in het woonwagencentrum van
Breda
De heer OOMEN: De heer Van Dongen mag natuur
lijk met mij van mening verschillen, maar hij moet
niet zeggen wat er niet staat. In het amendement,
dat ik hem ter informatie van tevoren heb gegeven,
staat "na overleg".
De heer VAN DONGEN: Er staat alleen niet bij
met wie, dus de heer Oomen heeft toch ongelijk.
Daar gaat het trouwens niet om, want op die manier
wordt het een leuk spel en daar zijn die mensen
mij -- en naar ik aanneem ook de heer Oomen te
dierbaar voor.
Doorgaand over het amendement zelf, ben ik
zoals gezegd van mening dat het erg onzorgvuldig
zou zijn ons nu al op vier centra vast te leggen.
Ik wilde juist in het midden brengen: wie zegt dat
d«->ze mensen niet in een wat grotere groep, maar
dan op verantwoorde wijze, bij elkaar willen blij
ven? Ik heb er in het verleden al eens op gewezen
dat het woonwagencentrum in Breda met meer dan
vijftien wagens model heeft gestaan voor een