12 MEI 1977 488 wel naar kleinere kampen willen. Er zijn er bij die dat inderdaad willen, maar er zijn er ook die graag op een groot kamp staan. Nu we dan toch over inspraak spreken, wil ik erop wijzen dat ook de opvatting van de woonwagenbewoners bij dit alles een rol mag spelen. Overigens heb ik al eerder ge zegd dat ik de woonwagenbewoners niets ga beloven. Ik wil eerst mogelijkheden hebben om hun iets te kunnen beloven en dat is pas het geval als we over goede standplaatsen beschikken: we zijn op het ogenblik bezig daarnaar te streven. De heer Oomen heeft gevraagd of bij intrekking van zijn amendement de totstandkoming van kleinere kampen een wijziging van de gemeenschappelijke re geling vergt dan wel via bestemmingsplanwijziging kan worden gerealiseerd. Ik denk dat beide zullen moeten geschieden. Als we in Breda meer kampen of centra willen hebben, zullen we daartoe via bestemmingsplanwijziging binnen de gemeente Breda moeten komen. De heer OOMEN: Maar moeten de andere gemeenten daar niet in worden gemoeid? Wethouder DE RAAFFAls we de centra aan de grenzen van de andere gemeenten leggen dat is dan een antwoord op de vraag van de heer Koerts- huis zal dat wèl moeten gebeuren. Ik ben van middag bij mijn collega van ruimtelijke ordening binnengelopen om te vragen hoe dat moet; hij heeft mij gezegd dat er wettelijke procedures zijn, in houdende dat, als er in een bepaalde gemeente be stemmingsplanwijzigingen worden voorgesteld die de grenzen van een andere gemeente raken, overleg no dig is en ook een procedure in de aanpalende ge meente in werking treedt. Wanneer wij in Breda ik geef daarmee antwoord op de vraag van de heer Oomen onze centra aan de grenzen van de gemeen te zouden leggen, zullen we overleg met de aanpa lende gemeenten moeten plegen. De heer OOMEN: Het gaat mij om de gemeenschap-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1977 | | pagina 488