12 MEI 1977
492
De heer VAN DONGEN: We leven in een periode
waarin iets dat schaars is, de nodige aandacht
verdient. Ik denk hier in het bijzonder aan ar
beid. Als er van iets te veel komt -dat klinkt
misschien wat oneerbiedig -wordt daar ook weer
de nodige aandacht aan geschonken. Daarbij denk
ik aan het bejaardenprobleem. Ik ga daar verder
niet op in, maar ik zou naar aanleiding van het
voorstel een vraag aan de wethouder willen stel
len. In artikel 1 van de concept-beroepsregeling
staat onder d dat onder een bejaarde wordt ver
staan "een persoon van 65 jaar of ouder". Nu meen
ik dat er personen van 65 jaar en ouder bestaan
die niet bejaard zijn, terwijl sommige personen
van minder dan 65 jaar in de zin van dit voorstel
wel degelijk bejaard zijn. Ik zou de wethouder
willen vragen of het niet mogelijk is onder d op
te nemen dat onder bejaarden personen worden ver
staan die 65 jaar of ouder zijn of die daarmee in
de optiek van dit voorstel kunnen worden gelijkge
steld
De heer KOERTSHUIS: In dit voorstel staat
dat op 6 april 1977 is overgegaan tot het instel
len van de commissie. Wij zouden willen vragen
wie in de commissie zijn benoemd, waarbij het ons
vooral interesseert met welke instanties de maat
schappelijk werker en de arts een dienstverband
hebben. Een andere vraag is wat men met de niet-
geindiceerde aanvragen doet. Soms is de opname
van iemand in een bejaardentehuis net niet geïn
diceerd, terwijl hij wèl op een of andere manier
hulp nodig heeft. We denken daarbij aan extramura
le hulp en we vragen ons af wie de verlening van
dergelijke hulp regelt en garandeert. Is er een
zogenaamde verwijzingscommissie of lopen de be
trokkenen, die beslist hulp behoeven, de kans na
de afwijzing van het kastje naar de muur te wor
den gestuurd om elders hulp te krijgen? Er moet
naar mijn mening een bepaalde vorm van nazorg
zijn. Tot slot zou ik willen vragen of kan worden