495
12 MEI 1977
indicatiecommissie, alsmede van in beroep genomen
beslissingen, aan de bejaarden in duidelijke, be
grijpelijke taal mededeling kan worden gedaan, zo
dat ze ermee uit de voeten kunnen. Ten aanzien van
de voorlichting over de ter tafel liggende rege
ling neem ik zonder meer aan dat deze via het be
jaardenblad "Na 65" uitmuntend zal worden geregeld.
Ik heb daar alle vertrouwen in.
Kan de wethouder zeggen dat op aanvragen om
opname in een bejaardentehuis of om hulp op andere
wijze snel zal worden beschikt? Ik vraag mij af of
over ongeveer een half jaar in de commissie een
overzichtje kan worden gegeven van de ervaringen
die men met de regeling heeft opgedaan. Daarbij
zou dan duidelijk kunnen worden of er in bepaalde
gevallen positief dan wel negatief is beschikt en
of er snel dan wel langzaam is gewerkt.
Tot slot zou ik de wethouder nog willen vra
gen wat er gebeurt wanneer een bejaarde graag in
een bepaald tehuis wil worden opgenomen terwijl
het bestuur van dat tehuis, ondanks positief ad
vies, daarmee niet akkoord gaat.
Wethouder DE RAAFF: De heer Van Dongen heeft
gevraagd of artikel 1 sub d kan worden gewijzigd.
Het zal de raad duidelijk zijn dat het ter tafel
liggende voorstel een uitvloeisel van het instel
len van de indicatiecommissie is. De instelling
van de indicatiecommissie is dan weer een uitvloei
sel van de algemene maatregel van bestuur die op
zijn beurt voortvloeit uit de Wet op de Bejaarden
oorden van 1963, laatstelijk gewijzigd in 1972. In
die wet staat wat onder een bejaarde moet worden
verstaan. Ik heb daar ook nog met mijn juridische
adviseurs over gesproken, die van mening zijn dat
men best soepel te werk mag gaan maar dat er toch
een zekere begrenzing moet worden gegeven. We heb
ben ingevolge de wet en op grond van juridische
adviezen de omschrijving van een bejaarde als een
persoon van 65 jaar of ouder gehandhaafd. De heer
Van Dongen heeft er evenwel gelijk in dat er mensen
van 80 jaar of ouder bestaan die nog zo kwiek