12 MEI 1977 498 inziens nog niet alles geheel is uitgekristalli seerd. Ik praat hier wel eens over met andere men sen, ook met bestuurderen. Er worden proeven geno men met het opnemen van oudere mensen in de bestu ren, dat nogal eens probleem oplevert, ook voor bejaarden zelf. Ik zou mij op het ogenblik van het innemen van een duidelijk en definitief standpunt dienaangaande willen onthouden. Een andere vraag van de heer Oomen was of de A.R.O.B.-procedure nog van toepassing is nadat overeenkomstig de ter tafel liggende regeling op het beroep is beschikt. Uitgezocht zou worden hoe de situatie in dezen is, maar ik moet op dit ogen blik het antwoord nog schuldig blijven. Op deze vraag, die ook in het verslag van de commissiever gadering is opgenomen, zal in ieder geval nog wor den gereageerd. Ook heeft de heer Oomen gevraagd of het advies voor alle bejaardentehuizen geldt. Dit is inder daad het geval, maar men dient te bedenken dat het de bejaarde is die op een gegeven ogenblik te ken nen geeft in een bepaald bejaardenhuis te willen worden opgenomen. De commissie gaat dan na in wel ke mate en omvang de bejaarde dienstverlening ver langt; de bejaarde kan in wezen naar elk bejaar dentehuis van zijn eigen keuze, want de commissie schrijft niet voor dat een bepaald bejaardentehuis moet worden gekozen. Op de vraag of de kosten in Breda exorbitant hoog zijn kan ik niet antwoorden. Ik kan wèl zeg gen dat, zoals de heer Oomen misschien weet, de kosten van de bejaardenoorden centraal door de provincie worden beoordeeld en goedgekeurd. Het is mij bekend dat één bejaardentehuis in Breda een hoge prijs rekent, maar ik denk dat dat mede wordt bepaald door het feit dat dat tehuis het laatst is gebouwd en een vergaande vorm van verzorging biedt. Ik zal naar begrijpelijke taal van adviezen streven; het lijkt mij niet zo moeilijk als ik zelf voor de formulering moet zorgen! Over de snelle afwerking van verzoeken het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1977 | | pagina 498