559 12 MEI 1977 uit te breiden dan wel in te krimpen, lijkt het ons goed dat alleen via de vier genoemde raads commissies, wanneer zij daar behoefte aan hebben, begeleiding plaatsvindt. De heer VAN ASSELDONK: Ik vind dat de wethou der volledig gelijk heeft als hij zegt dat de be geleidingsgroep niet zo maar uit de lucht is ko men vallen. Op 24 augustus 1975 is er in de com missie cultuur uit progressieve hoek nogmaals op aangedrongen de suggesties tot instelling van een commissie ad hoe voor de begeleiding van de ambte lijke werkgroep in de discussie te betrekken. De wethouder heeft toen toegezegd dat dit zou gebeu ren. Wij zagen dit element terug op 20 februari 1976 bij de aanbieding van het rapport over de permanente educatie: het hing toen onderaan. We zaten toen in de turbulente sfeer van de commis sies; de permanente educatie en commissies deden mij als nieuw raadslid eerlijk gezegd denken aan het sprookje van de nieuwe kleren van de keizer. Het paste en iedereen vond het mooi. Ik dacht: commissies zullen erbij horen en ik kon er toen weinig zinnigs over zeggen. Verleden maand heb ik trouwens van de heer Visser, die ik als een des kundige op het gebied van de permanente educatie mag betitelen, gehoord dat dit onderwerp inderdaad bijzonder moeilijk is. Ik trek het me dus niet aan, maar het was een nalatigheid dat dit mij toen niet is opgevallen. Er was toen overigens alleen sprake van "een begeleidingscommissie" zon der body en ik had een boekje van het college bin nengekregen waarin te lezen viel wat er allemaal al voor commissies waren en wat er voor problemen op tafel lagen. Als nieuwbakken raadslid dacht ik dan ook: nou, die commissie hoort erbij, want an ders kan het gemeentebestuur niet functioneren! Verleden maand begon ik een beetje door te krijgen dat de keizer eigenlijk niets om het lijf had. Ik wist niet of ik dat moest zeggen, maar ik heb in ieder geval mijn twijfels uitgesproken,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1977 | | pagina 558