590 23 JUNI 1977 en wij vinden dat daar rekening mee moet worden gehouden, zeker als er een gebied in het geding is waaruit informatie komt zoals ik zojuist heb omschreven. Daarnaast vinden wij en dat heeft direct met de zaak zelf te maken dat je voor dit soort doeleinden de grond niet moet verkopen. Wanneer andere sportverenigingen zich met dergelijke plan nen tot de gemeente wenden, wordt er bijna altijd over verhuur of erfpacht gesproken. Wij begrijpen niet waarom in dit geval, zeker gezien het karak ter van het terrein, niet dezelfde handelwijze is gevolgd. Ik meen dat daarover kan worden gesproken, Vervolgens nog iets over het gebied zelf. Ik heb daar in 1973 al eens met wethouder Van Dun over gesproken. De federatie van fracties van P.v.d.A. en P.P.R. heeft zich nu opnieuw bezigge houden met de vraag of je in het Ruitersbos waar mensen wonen die tot de economisch sterksten be horen, niet een meer gevarieerde opbouw van de wijk tot stand zou moeten brengen. Als je dit stuk grond aan de B.L.T.V. verkoopt, ga je op de inge slagen weg voort. In 1973 nam ook de heer Froger aan het debat deel en hij onderschreef deze stel ling. De wethouder heeft toen betoogd dat het Rui tersbos zich niet voor een gedifferentieerde opbouw leent; voorkomen moet worden, zo zei de wethouder, dat we het Ruitersbos aandoen wat we in andere wij ken niet wensen. In die zin is er in onze fracties discussie geweest. Wij vinden dat je daarover moet durven te spreken. Door ons is wel eens overwogen of de win- tercircusaccommodatie in dit gebied zou kunnen ko men; misschien zou in de toekomst ook de decentra lisatie van het woonwagencentrum in de beschouwin gen kunnen worden betrokken. Ik zou de wethouder willen vragen of hij evenals in 1973 nog steeds van mening is dat over zulke overwegingen eigenlijk niet te praten is. Men zal begrijpen dat het begin van mijn be toog wel degelijk met de zaak zelf en met de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1977 | | pagina 590