23 JUNI 1977
633
een Brabantse en ook een Limburgse aangelegenheid,
maar binnen dat gehele besluitvormingsproces heb
ben de grote steden dan ook op een speciale manier
een stukje inspraak. Zij hebben daar ook nadrukke
lijk belang bij en ik ben dan ook van mening dat
je de grote steden bij het nemen van een dergelij
ke beslissing niet moet uitschakelen. De verant
woordelijkheden van die beslissingen liggen wel
anders, maar zoals de zaak nu ligt hebben wij in
ieder geval als Staten samen met de grote gemeen
ten geaccepteerd dat wij op cultureel gebied bin
nen de subsidiëntencommissie een gezamenlijk stuk
verantwoordelijkheid moeten dragen. In die zin
kunnen wij de aangelegenheid dus niet helemaal
naar de provinciale overheid toeschuiven.
De wethouder heeft voorts opgemerkt dat de
besluitvorming nu zal moeten plaatsvinden, omdat
Den Bosch en Tilburg en ik neem aan dat dit ook
voor Eindhoven geldtbinnen enkele dagen met hun
beslissing zullen komen. Bestuurlijk gezien is het
natuurlijk lekker gemakkelijk en gladjes wanneer
die beslissingen tegelijk worden genomen, zodat
wij de mogelijkheid hebben om vóór 1 september a.s.
reeds een aantal punten uit te werken, maar ik
vind dat iedere raad een eigen verantwoordelijk
heid heeft. De raad moet voor zichzelf kunnen zeg
gen: wij zijn er nog niet helemaal uit, wij missen
nog een aantal belangrijke gegevens, geef ons de
ruimte tot in de raadsvergadering van augustus;
dan brengen wij een aantal procedures in de knoei,
maar dan kunt u in ieder geval een beter gefun
deerde besluitvorming van ons verwachten. Ik vind
dat belangrijker dan eventuele problemen die eruit
voort zouden kunnen komen.
De heren Van Asseldonk en Peeters en de wet
houder hebben gesproken over de financiële gege
vens en de wethouder heeft naar mijn mening een
nogal opvallend antwoord gegeven. Hij weet eigen
lijk niet in welke financiële gaten wij gaan val
len. Ik heb hem dat in de commissievergadering ook
al gevraagd, want ik vind dat je, als je in de