m
638
23 JUNI 1977
basis kun je natuurlijk moeilijk spreken van "het
behouden van het gezelschap voor Brabant". Natuur
lijk zou een vestiging in het zuiden een uitstra
lingseffect op het amateurtoneelleven kunnen heb
ben. Globe heeft ons echter nu reeds gezegd dat
het daar niet toe in staat is. Als wij die wens
zo men wil: die eisop tafel leggen, is het
antwoord van Globe: akkoord, wij willen die taak
best op ons nemen, geef ons maar de mogelijkheden
en de financiële middelen om een educatief mede
werker aan te trekken, dan zullen wij daarvoor
zorgen. Kijk, dan zijn er natuurlijk ook andere
mogelijkheden. Via een B.C.A. kunnen wij het ama
teurleven in Brabant mogelijk zelfs veel beter be
geleiden dan via deze tamelijk moeilijke situatie.
Ik geloof dat dat ook één van de redenen is waarom
het college met dit voorstel is gekomen. Ik geloof
dat wij aan onze eigen taakstelling, begeleiding
van het amateurleven, veel beter en zinniger geld
kunnen besteden dan aan de instandhouding van zo'n
landelijk opererend gezelschap.
Tot slot nog een korte opmerking in de rich
ting van de heer Peeters. Ik heb niet gesproken
over het behouden van alle gelden in de toneelsec
tor. Ik heb wel gezegd dat er aan het eind van dit
jaar een voorstel vanuit de culturele sector aan
het college zal moeten worden gedaan over de witte
plekken en over de taakstelling van de gemeente in
die hele toneelsector. Daar zullen wij een finan
ciële onderbouwing aan moeten geven en dat zullen
wij weer van het bedrag van 180.000,moeten
aftrekken. Blijft er dan wat over, dan zal dat
waarschijnlijk naar de algemene middelen gaan. Dat
is op zich niet gek omdat er vanuit de algemene
middelen tenslotte ook grote sommen gelds gaan
naar bijvoorbeeld het stukje accommodatiebeleid
dat de gemeente Breda inderdaad op zich heeft ge
nomen.
Ik doe nogmaals een beroep op de heer Hendrik-
sen en zijn fractie om de ingediende motie terug
te nemen. Het zou geen enkel perspectief bieden,