658
23 JUNI 1977
de verslagen over de jaren 1973, 1974, 1975 en c
vanaf mei 1976 door uw college betiteld worden f
als "onvoldoende", "onjuiste weergave van feiten", C
"onzorgvuldig", "cijfermateriaal dat onvoldoende 1
en nietszeggend is". Vanaf 1972 is er door de raad
en met name door de betreffende raadscommissie
herhaaldelijk om informatie gevraagd, maar het JAC I
heeft hier nimmer aan willen voldoen. n
Vervolgens wil ik over de deskundigheid van v
het JAC enkele kritische opmerkingen maken. Ervan
uitgaande dat de eerste taak van het JAC het geven i
van individuele hulp is aan jongeren die in psy- 2
chisch-sociale nood verkeren, is het toch wel op- n
vallend dat er op dit terrein thans niet één ge-
kwalificeerde kracht, niet één maatschappelijk v
werker of werkster aan het JAC-Breda is verbonden.
De ene beroepskracht is niet gekwalificeerd voor n
het maatschappelijk werk en de tweede aan te stel- n
len beroepskracht dient zich bezig te houden met
registratie, administratie en coördinatie. Ook van
de zeer vele vrijwillige krachten is er niet één
gediplomeerd. Bij de start van het JAC aan het be- z
gin van 1972 was dit duidelijk anders; toen waren t
er vele gediplomeerde maatschappelijk werkers aan t
het JAC verbonden, zelfs docenten van de sociale 1
academie die in het bezit waren van een voortge- c
zette of supervisoire opleiding en die op een rui- c
me ervaring, konden steunen. Kan het college mij r
zeggen waar al die maatschappelijk werk-deskundi-
gen zijn gebleven? Het "waarom" laat zich wel ra- e
den: het JAC zelf wenste de richting van de soci-
ale actie in te slaan. Wat de gemeentelijke over- g
heid het primaire werk noemt wordt thans uitsluit g
tend door leerlingen gedaan. Het JAC heeft zich zo z
willen ontwikkelen en is geworden tot wat het nu
is. Het staat vast dat deze ontwikkeling zich ge- z
woon doorzet. Zeer strenge bepalingen van over- u
heidswege zullen daar echt niets aan kunnen veran- J
deren. J
Tot slot van mijn kritische opmerkingen over 1
het functioneren van het JAC wil ik nog iets rr
