666
23 JUNI 1977
van zijn dat verdere subsidiëring na twee jaar
door onze fractie niet wordt ondersteund. Wij zijn
geneigd het JAC het voordeel van de twijfel te
gunnen, waarbij het belangrijkste argument voor
ons is dat de directe hulpverlening voor vele jon
geren in een behoefte voorziet en niet mag wegval
len als er geen andere voorzieningen zijn. Wij
hopen dat het vertrouwen, dat wij willen schenken,
door het JAC niet zal worden beschaamd, voor het
JAC zelf, voor ons en voor Breda. Wij hopen dat
het ons en het JAC niet teleur zal stellen.
De heer HENDRIKSEN: Toen ik gisteravond al
het materiaal van het JAC een beetje aan het groe
peren was en me afvroeg of ik dat nu allemaal nog
een keer zou moeten gaan doorlezen bij het voor
bereiden van deze vergadering, las ik ook even in
het blaadje Knip dat wij van de gemeente krijgen
en daarin stond een cartoon van Pfeiffer uit Vrij
Nederland. Dat leek mij een mooie start voor het
praatje dat ik hier moet houden. Er is een heer
op leeftijd getekend; hij lijkt een beetje op de
heer Visser met zo'n snorretje. Wat zegt die heer?
"In de tijd van mijn grootmoeder kwam de auto, de
massaproductie en het reizen per vliegtuig. In
mijn tijd kwam de welvaart, de televisie en het
reizen naar de maan. In de tijd van mijn kinderen
kwam de energiecrisis, een eind aan de welvaart,
twijfel aan de wetenschap. In de tijd van mijn
kleinkinderen komt het verleden terug. Dat is de
les van de geschiedenis: vooruitgang is achteruit
gang". Vooral aan dit laatste moest ik denken toen
mij de verschillende discussies weer voor ogen
haalde die in de afgelopen maanden rond het JAC
zijn gevoerd. Ik moest er met name aan denken toen
ik keek naar de besluitvorming van het onderhavige
voorstel, dat eigenlijk aangeeft dat het JAC nu
vijf jaar experiment zijnde1 nog langer experi
ment zal blijven. Het is dus een blijvend experi
ment en het is de vraag of wij daar in de Bredase
gemeenschap nu wel zo vreselijk mee gediend zijn.