23 JUNI 1977
667
Moet de alternatieve hulpverlening, zoals die in
het verleden is opgezet en zoals die een plaats
heeft gekregen in onze Bredase samenleving het
geen ook onderschreven wordt door een groot aantal
adhesiebetuigingen en uitspraken van directies van
belangrijke organisatiesnu een plaats krijgen
binnen een experiment of verdient zij een eigen
plekje dat verder uitgebouwd zou kunnen worden?
Ook al zijn er op het JAC verschillende aanmerkin
gen te maken en ook al kan men zich ten aanzien
van een vrij groot aantal punten kritisch opstel
len, als overheid zullen wij de hand toch in eigen
boezem moeten stoppen. Niet voor het eerst wordt
gezegd dat de relaties tussen overheid en particu
lier initiatief geen erg gemakkelijke relatie is;
dat is met name in het rapport van het provinciaal
opbouworgaan en in het daarop volgend preadvies
duidelijk naar voren gekomen. In die relatie zullen
wij het werk van het JAC ook moeten waarderen. Er
is een ambtelijke adviesgroep geweest die een tijd
met het JAC heeft samengewerkt. Dat is mogelijker
wijs een brug geweest tussen de verschillende ma
nieren van denken, want een alternatieve hulple-
ningsdienst denkt gewoon anders dan een overheid,
werkt anders dan een overheid en dat geeft een
kloof die op de een of andere manier overbrugd zal
moeten worden. Ik meen dat dit in het verleden
maar ten dele is gelukt en dat de rol van die ambte
lijke adviesgroep niet zodanig was, dat men de
kloof werkelijk zou kunnen overbruggen. In die zin
moeten wij als overheid ook voor een eventueel fa
len van een aantal aspecten van het JAC de hand in
eigen boezem steken.
Ik heb mij afgevraagd wat het alternatieve
van het JAC is, vooral bezien in het licht van een
eventueel behoud van het JAC. Ik meen dat het 'm
daarin zit dat het JAC een aantal specifieke doel
groepen in onze Bredase samenleving tracht te be
reiken en die ook ver buiten onze Bredase samenle
ving bereikt; doelgroepen waarvan in het verleden
gebleken is dat zij niet door andere instituten