688 23 JUNI 1977 wil laten bestaan hoe wij over een aantal zaken denken In eerste instantie meende de heer Hendriksen mij te moeten terechtwijzen, omdat ik een brief citeerde van het bestuur van zijn fractie die door ons bestuur niet zou zijn beantwoord en waarop hij graag een antwoord had gezien. Ik weet niet of ons bestuur heeft geantwoord, maar ik meen wel dat za ken die typisch de gemeenteraad betreffen hier dienen te worden behandeld. Dat moet niet over on ze hoofden heen tussen de besturen van de fracties gebeuren. De wethouder vindt dat ik met betrekking tot de continuïteit van het bestuur een aardige sug gestie heb gedaan, maar hij meent dat wij het aan het J.A.C. moeten overlaten of het daarvan gebruik wil maken. Ik vind dat toch wel een wat magere waardering voor een opmerking waarvan de wethouder zelf meent dat die bepaald steek houdt. Ik hoop dat het J.A.C. bereid zal zijn hier in eigen kring nog eens over na te denken, want mijns inziens kan dit het J.A.C. ten goede komen. Ik ga vervolgens wat nader in op de inquisi- tievragen. De heer Hendriksen heeft gesproken over het feit dat wij de situatie nog eens twee jaar willen aanzien. Als hij mij goed heeft verstaan zal hij begrijpen dat wij binnen onze kring nog heel wat moeite met het functioneren hebben en dat wij dan ook niet volledig overtuigd kunnen zeggen dat het J.A.C. zijn gang maar moet gaan. Wij hopen dat het J.A.C. het vertrouwen dat wij in die in stelling stellen waard zal zijn, maar verder wil len wij nu beslist niet gaan, want op basis van de praktijk moeten wij er nog van worden overtuigd dat het J.A.C. zal slagen. Met de wethouder ben ik het eens dat het verstandig is als wij ons kritisch blijven opstellen. We moeten niet de suggestie wek ken dat alles al volkomen normaal is geaccepteerd en dat het verder functioneren van het J.A.C. voor de toekomst al vaststaat. De heer Hendriksen heeft verder gevraagd hoe

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1977 | | pagina 688