23 JUNI 1977
693
tieke doelstelling en een gerichtheid op een bepaal
de groep jongeren in dat opzicht.
Ik hoop dat de heer Koertshuis ons voldoende
kent. Bovendien blijkt uit een aantal voorstellen
dat wij helemaal niet zo veel angst hebben voor het
stopzetten van subsidiëring. In de afgelopen jaren
is dat, zij het niet vaak, aan de orde geweest; ik
meen dat er ook deze vergadering zoiets aan de orde
komt. Wat dat betreft hebben wij dus best politieke
moed en helemaal geen angst om op te treden. Wij
zullen die angst ook niet hebben als dat voor het
J.A.C. nodig zou zijn. Wel weet iedereen in deze
stad, die zich enigermate met deze problematiek be
zighoudt, dat een organisatie als het J.A.C.dus
een alternatieve hulpverleningsorganisatie, niet
door andere instellingen kan worden ingevuld, wat
ook al door de heer Eissens is gesteld. Verschillen
de aspecten hiervan, onder andere de drempelverla
ging, de niet zakelijke inrichting van het pand,
het geholpen worden door jonge mensen en het uitgaan
van het zelfbeschikkingsrecht van jonge mensen,
zorgen voor een heel andere benadering dan die je
bij andere hulpverleningsinstellingen aantreft die
in Breda en in andere steden werkzaam zijn. Dat is
de fundamentele waarde van een instelling als het
J A C
De heer Koertshuis lijkt mij voorts niet goed
geïnformeerd over de concrete samenstelling van het
vrijwilligerscorps en zijn kwaliteiten binnen het
J.A.C.. Ik wil hem uitnodigen overigens zal dit
voor zijn standpuntbepaling verder geen donder meer
uitmaken! zich daarover toch wat beter te laten
informeren. Hij zal begrijpen dat mijn informaties
van zeer recente datum zijn. Uit mijn antwoord zal
het de heer Koertshuis duidelijk zijn dat op het
moment waarop naar de mening van het college, mede
op advies van de ambtelijke adviesgroep, de sociale
actie ten koste van de hulpverlening gaat ook naar
ons oordeel zal moeten worden opgetreden.
Wat de beroepskrachten betreft is het van het
begin af aan niet de bedoeling geweest dat die zelf