704
23 JUNI 1977
schuim mij op de lippen staat vanwege het praten,
rust op mij toch nog de taak om inhoudelijk op het
preadvies inzake de Werkgroep Richting in te gaan.
In de eerste plaats wil ik de essentie van het pre
advies van 1976 bespreken, waarna ik het preadvies
van 1977 aan een beschouwing wil onderwerpen bene
vens de verdere discussie in de commissie.
In 1976 werd in het preadvies gesteld dat door
de Werkgroep Richting een sterke behoefte aan co
ördinatie en begeleiding niet wordt waargemaakt,
dat er geen respons op het aanbod is, dat er voor
de Werkgroep Richting geen harde werkbasis zou zijn
en dat men op een kunstmatige behoefte inspeelt.
De conclusie in dat preadvies luidde: het werk wordt
niet gedragen door de Bredase gemeenschap. Het col
lege adviseerde negatief over de subsidie-aanvraag
te beschikken. Het voorstel werd echter teruggeno
men en de aanvraag kwam opnieuw in bespreking, om
dat verschillende procedurele kwesties niet hele
maal lekker zaten en er nog veel onduidelijkheden
waren met betrekking tot de afhandeling van het pre
advies. Thans is het, zeer laat, weer bij ons te
ruggekomen
Het huidige preadvies geeft een heel ander
beeld en een heel andere oordeelsvorming van het
college weer; inmiddels is er kennelijk toch het
een en ander gebeurd. In dit preadvies staat dat er
op dit moment in Breda een sterke behoefte aan in
formatie en bewustwording kan worden gesignaleerd.
Men stelt dat er in dezen geen sprake is van een
rechtstreekse overheidstaak, terwijl ook wordt be
toogd dat er niet juist op de latente behoefte wordt
ingespeeld. Ik wil even duiden op het essentiële
verschil tussen de benadering in het negatieve pre
advies van 1976 en de benadering in het huidige ne
gatieve preadvies. Het vorig jaar onderkende men
geen enkele behoefte maar nu onderkent men tenminste
een latente behoefte. Hierbij worden nog verschil
lende nieuwe gegevens naar voren gehaald. Er zijn
gesprekken gevoerd met de commissie-Claus en er is
een groot aantal reacties van allerlei groeperingen