18 AUGUSTUS 1977
763
worden vernummerd tot 51b en 51c."
Voldoende ondersteund zijnde, maakt dit amen
dement mede onderwerp van beraadslaging uit.
De heer OOMEN: De diverse nota's welke door
uw college zijn overgelegd ter motivering van de
wijziging van de Algemene Politie Verordening heb
ben ons gebracht tot de overweging dat er sprake
is van verschillende aan elkaar tegengestelde mo
tiveringen. In de nadere nota stelt u onder andere
"De toegenomen tolerantie op het hele terrein van
hetgeen als openbare zedelijkheid kan worden aan
geduid is hierbij als een maatschappelijk gegeven
aanvaard. Gesteld kan worden dat een gemeentebe
stuur dat niet bereid is om met vorenbedoeld gege
ven rekening te houden zonder meer buiten de wer
kelijkheid dreigt te geraken." Namens de Federatie
van Fracties van de Partij van de Arbeid en de
P.P.R. moet ik naar voren brengen dat naar onze
mening de overheid geen zedenmeester moet zijn op
plaatselijk niveau, aangezien die taak eigenlijk
met het landelijk opereren verbonden is. U stelt
in uw andere nota's dat er sprake is van een groei
ende onderlinge onverdraagzaamheid met betrekking
tot de openbare zedelijkheid. Naar onze mening
staat dit haaks op uw constatering van toenemende
tolerantie en liberalisering op dit gebied. In uw
eerste nota noemt u de doelstellingen van het ge
meentelijk beleid. U spreekt daarin van het voor
komen van een onverhoedse confrontatie van de be
volking met de commerciële sex. U acht dit met na
me voor jeugdigen ongewenst, maar naar onze mening
biedt het Wetboek van Strafrecht op dat punt vol
doende bescherming. Voorts zegt u dat sommige vol
wassenen hiermee ongewild worden geconfronteerd,
hetgeen niet op prijs wordt gesteld. Wij vinden
dit toch wel bevoogdend ten aanzien van volwasse
nen in deze op dit gebied geliberaliseerde maat
schappij Dit is ook in tegenstelling met uw eigen
constatering op de eerste pagina van het preadvies
waarbij u zegt dat die liberalisering een feit is,