764
18 AUGUSTUS 1977
óók wat betreft het vervolgingsbeleid.
U motiveert de wijziging van de A.P.V. met
dé bescherming van het woon- en leefklimaat. Naar
uw mening moet worden voorkomen dat het woon- en
leefklimaat wordt aangetast, met name door de com
merciële sex. Wij kunnen ons daarin wel vinden, in
het bijzonder wat betreft de artikelen 45 en 46,
omdat het daarbij gaat om uitingen en uitwassen
waartegen het openbare gezag moet kunnen optreden.
Wij zijn niet zo bang voor neveneffecten met
een nadelige invloed op de openbare orde en rust
die thans heersen. Het is de vraag of er op dit
gebied rust moet blijven heersen, juist nu de
laatste jaren ook de opvattingen daarover in bewe
ging zijn gekomen. Wij vinden dat er door de wij
ziging van de Algemene Politie Verordening niets
moet worden opgenomen ten aanzien van bewegingen
die mogelijk tot misbruik kunnen leiden, als die
nu nog niet aantoonbaar zijn. Op het moment dat
daarvan wél sprake is zal de A.P.V. alsnog kunnen
worden aangepast.
Naar onze mening zijn vele van de nu voorge
stelde artikelen eigenlijk overlappingen. Hierdoor
worden voor Breda de mogelijkheden welke in het
Wetboek van Strafrecht worden geboden nog eens ex
tra gespecialiseerd. Ik wijs in dat verband op de
artikelen 239, 240, 240 bis, 250, 250 bis, 451 en
451 bis, die vele van de nu door u voorgestelde
artikelen in feite overbodig maken. Het komt ons
voor dat voor Breda een verscherping wordt voorge
steld ten aanzien van een zaak die juist landelijk
zozeer in beweging is. Dit blijkt ook uit de juris
prudentie, de uitleg die herhaaldelijk door de
rechter aan de wet wordt gegeven. Ook daaruit
blijkt een wijziging in de opvattingen op dit
terrein
Ik wil thans overgaan tot een systematische
bespreking van de afzonderlijke artikelen, voor
zover daar door onze fracties opmerkingen bij moe
ten worden geplaatst.
Ik wil in de eerste plaats een vraag stellen