18 AUGUSTUS 1977 771 alle voldoende ondersteund en maken mede onderwerp van beraadslaging uit. De heer KAARSEMAKER: Ik wil nog even een vraag stellen naar aanleiding van de nota Gemeente lijk Beleid en Openbare Zedelijkheid, waarin de doelstellingen worden uiteengezet. Op bladzijde 6 staat dat kan worden geconcludeerd dat het aanbe veling verdient de naar buiten herkenbare sexin- richtingen in de uitgaanscentra van de gemeente te concentreren. Als daarmee de binnenstad wordt be doeld moet ik daarbij vraagtekens plaatsen, want ik meen dat deze raad heeft besloten dat de woon functie van de binnenstad zo veel mogelijk moet worden behouden. Dat lijkt mij enigszins in tegen spraak met deze conclusie. Graag hoor ik daarop uw commentaar De VOORZITTER: Ik wil proberen met zo weinig mogelijk woorden antwoord te geven op de gestelde vraag. Aangezien er nogal veel woorden, ook nogal zware woorden, zijn gebruikt, wil ik eerst aange ven wat de bedoeling is van hetgeen hier voor ons op tafel ligt. In alle geledingen waar deze kwes tie is besproken, ook in onze eigen commissies, is men het over de filosofie en de bedoelingen achter de wijziging van het bekende hoofdstuk IV van de A.P.V. eens, wat eigenlijk ook vanzelfsprekend is. Er kunnen inderdaad onaanvaardbare situaties ont staan en dat geldt voor het gestelde in alle arti kelen, zowel voor het gestelde in artikel 51b als voor het gestelde in de artikelen 47 en 48. Wij zijn het erover eens dat het goed is als dan tegen die onaanvaardbare situaties kan worden opgetreden Om het wat simpeler te zeggen: als men last ver oorzaakt aan anderen, moet het mogelijk zijn daar aan iets te doen.Er is geen sprake van dat wij als een soort van zedenmeester willen optreden ik vind dat woord in dit verband ook niet gepast en op dit soort zaken jacht willen maken. In de eerste plaats moeten wij er met elkaar van over tuigd zijn dat daarvan geen sprake is. Het is ook

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1977 | | pagina 771