772
18 AUGUSTUS 1977
helemaal niet de bedoeling van dergelijke bepalin
gen in de Algemene Politie Verordening om daartoe
de mogelijkheden te hebben. Ik kan u ook zeggen
dat de officier van justitie en de politie dit
soort bepalingen van betekenis vinden en zij heb
ben daarvoor dan ook gepleit.
De heer Geene heeft gevraagd of hierdoor de
mogelijkheid ontstaat om in redelijkheid op te
treden. Ik kon zijn redenering inzake de redelijke
proporties, de leefbaarheid, de veiligheid en de
rust, overigens goed volgen. Ik meen dat zijn
vraag bevestigend kan worden beantwoord, want de
mogelijkheid om in alle redelijkheid en zonder te
overdrijven op te treden ontstaat door deze wijzi
ging. We weten dat dit soort zaken nu eenmaal aan
de orde zijn en als er overlast aan anderen wordt
veroorzaakt moet daaraan iets kunnen worden ge
daan. De ruimte is mijns inziens omvangrijk en
ook voldoende. Wij weten dat er in de maatschappij
in dit opzicht is geliberaliseerd en dat de opvat
tingen duidelijk zijn gewijzigd. Aan het adres van
de heer Oomen merk ik op dat wij dat inderdaad
hebben te accepteren, hoewel wij het daarmee niet
eens behoeven te zijn. Ik geloof dat men de wijzi
ging van de A.P.V. in dat licht moet bezien.
De heer Taks heeft over de gehele wijziging
van de A.P.V. zijn voldoening uitgesproken. Hij
meent dat het nodig en gewenst is dit op deze wij
ze te doen, met uitzondering van één artikel, na
melijk het roemruchte artikel 51b, het oude arti
kel 50. De heer Taks meent dat dit hier niet meer
thuishoort. Bovendien heeft hij daarbij de opmer
king gemaakt dat handhaving van dat artikel niet
de bedoeling van de rijksoverheid kan zijn geweest,
maar dat laatste bestrijd ik. Ik wil de heer Taks
nog eens verwijzen naar de toelichting die wij in
de vergadering van de commissie van algemene zaken
op 8 augustus jongstleden hebben gegeven. Volgens
de pagina's 3 en 4 is het duidelijk dat de provin
ciale overheid hierin geen taak kan hebben. Even
zeer is het duidelijk dat wanneer er iets moet