774
18 AUGUSTUS 1977
erkend en die het gevolg van de ontwikkelingen in
onze maatschappij zijn. Ik geloof ook niet dat wij
daarover moeten redetwisten, maar mijns inziens is
het ook niet nodig dat wij ons altijd bij lande
lijke standpunten aansluiten. Wij kunnen zelf het
een en ander bepalen, zoals dat ook in vele andere
gemeenten, speciaal in deze omgeving, gebeurt; ik
wil dat nog eens met nadruk zeggen. Uit publica
ties die in andere gemeenten zijn verschenen blijkt
dat deze aangelegenheid inderdaad de aandacht ver
dient. De heer Oomen heeft onder andere met be
trekking tot de sauna's het Wetboek van Strafrecht
ten tonele gevoerd. Ik geloof echter dat dat iets
anders is, want het gaat hier om de functie en de
taak van de lokale overheid. De heer Oomen meent
evenwel dat we bij het ontstaan van bepaalde situ
aties altijd nog wel kunnen zien wat we moeten
doen; eigenlijk vind ik dat een kernzin in het be
toog van de heer Oomen. Ik ben van oordeel dat het
in feite te laat is als het zo ver is gekomen en
ik begrijp dan ook niet welke bezwaren de heer
Oomen tegen deze wijzigingen kan hebben. Volgens
de heer Oomen moeten wij snel iets gaan regelen
op het moment dat er problemen komen, maar dat kan
natuurlijk nooit de bedoeling zijn. We moeten ui
teraard niet schots en scheef door elkaar maatre
gelen nemen. Op het moment dat er sprake is van
problemen moet er een middel zijn; dat is de be
doeling van hetgeen hier op tafel ligt.
De heer Oomen heeft het ook gehad over de ar
tikelen 45 en 46, waarin de woorden "en/of" voor
komen. Mijns inziens dient dat gewoon te worden
gelezen zoals het er staat, want het gaat daarbij
om "herhaling en/of winstoogmerk". De formulering
houdt dus in dat er sprake kan zijn van herhaling,
van winstoogmerk of van beide. Dat is de explica
tie van de woorden "en/of" en ik geloof dat die
ook hier kan gelden.
De heer Oomen vindt de artikelen 51a, 48 en
47 overtrokken. Hij meent dat er wel iets kan wor
den geregeld op het moment dat dat nodig is, maar