778
18 AUGUSTUS 1977
kan zijn. Het amendement zullen wij daarom hand
haven
In eerste termijn heb ik al duidelijk gemaakt
dat onze kritiek op het voorstel uitsluitend be
trekking heeft op artikel 51b. De amendementen van
de heer Oomen beogen de schrapping van een aantal
bepalingen, welke strekken tot handhaving van een
goed woon- en leefklimaat in de gemeente, om welke
reden ons handhaving van die artikelen zinvol
lijkt. Anders dan in het geval van artikel 51b is
ons niet duidelijk welk belang met schrapping van
deze bepalingen gediend zou kunnen zijn. We zullen
dan ook de amendementen van de heer Oomen niet
kunnen steunen
De heer Oomen heeft een betoog gehouden dat
ik heb opgevat als een pleidooi voor gedeeltelijke
afschaffing van het gemeentelijk strafrecht. Hij
is daarbij voorbijgegaan aan het interim-rapport
van de adviescommissie-zedelijkheidswetgeving, de
commissie-Melaidat op pagina 2 van het preadvies
is aangehaald. Deze commissie meent dat het zwaarr
tepunt van het strafrechtelijk optreden naar het
bestuurlijk optreden moet worden verlegd. Het be
stuurlijk optreden wordt gekenmerkt door het feit
dat het minder is gericht tegen het verschijnsel
dan tegen de overlast veroorzakende nevenverschijn
selen. De heer Oomen wil blijkbaar een andere kant
uit, maar die weg lijkt ons minder aantrekkelijk.
De gedachte van de commissie-Melai spreekt ons
meer aan dan de weg die hij ons voorhoudt. Wij
kunnen ons niet aan de indruk onttrekken dat als
zijn suggestie wordt gevolgd een verscherping van
het beleid zal optreden, wat overigens naar ik
aanneem niet zijn bedoeling zal zijn geweest. Als
men echter even doordenkt moet men concluderen
dat dit het gevolg van dat soort suggesties zal
kunnen zijn. Het betoog van de heer Oomen miste
ook overtuigingskracht doordat hij geen poging
heeft gedaan de argumenten van de commissie-Melai
te weerleggen.