794 18 AUGUSTUS 1977 ambtenaren zich voortdurend rekenschap geven van g het onderscheid tussen inspraak en participatie. v De praktijkervaring leert namelijk dat de inspre- w kende burgerij zich veelal niet bewust is van de t grenzen van de inspraak en ten onrechte meent dat t haar een soort van medebeslissingsrecht wordt toe- o gekend. Om te voorkomen dat overbodige en niet te w honoreren verwachtingen worden gewekt moet bij de w aanvang van inspraakprocedures duidelijk te ver- t staan worden gegeven dat inspraak een middel is t om invloed uit te oefenen op de besluitvorming, d maar niet om in letterlijke zin mee te beslissen. d Er zal duidelijk moeten worden gesteld dat de be- t slissing uiteindelijk wordt genomen door tot die W beslissing bevoegde organen, de raad en burgemees- s ter en wethouders. Deze begrenzing van de inspraak g is geboden, niet alleen terwille van de juridische V verhoudingen zoals die zijn neergelegd in de Grond- d wet en de Gemeentewet, want afgezien daarvan is m die begrenzing ook een bestuurlijke noodzaak. d Deelnemers aan inspraakprocedures brengen vaak een z zeer groot aantal individuele wensen naar voren, n zonder zich om de onderlinge samenhang of de fi- v nanciële mogelijkheden te bekommeren. Het is dan c ook de taak van het bestuur de verschillende wen- d sen tegen elkaar af te wegen, tussen tegengestelde g wensen te kiezen of wensen te schrappen welke fi- W nancieel gezien niet haalbaar zijn. Insprekers a ijveren vooral voor wat zij als hun eigen belang v< of als belangrijk voor hun wijk of organisatie f, zien. Het is de taak van de gekozen bestuurders n al deze belangen tegen elkaar af te wegen. Uit on- b< ze voorkeur voor een scherpe afbakening van in- d spraak en participatie mag overigens niet worden w afgeleid dat participatie negatief door ons zou v; worden beoordeeld. Naar onze mening zijn met de z functionele bestuurscommissies welke momenteel oj functioneren gunstige ervaringen opgedaan. Deze g, vorm van indirecte participatie is een middel om v< de burger bij het bestuur te betrekken, niet in z; een louter adviserende rol, maar als lid van een d<

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1977 | | pagina 794