18 AUGUSTUS 1977
805
doop de heer Taks is gezegd. Wij onderschrijven
dus dat er stap voor stap verder moet worden ge
gaan, maar wij menen tevens dat wij als raad met
de verschillende opvattingen vanaf hetzelfde start
punt moeten beginnen. De verschillende meningen
moeten dan in de achterzak worden gehouden om die
praktijk te kunnen toepassen. In de nieuwe formu
leringen en zeker in het nieuwe besluit is daar
van niet voldoende terug te vinden.
De heer KAARSEMAKER: U hebt gerept over de
telefonische contacten welke hebben plaatsgevon
den op 14 juni, de dag nadat in de commissie de
inspraaknota voor het laatst aan de orde was. Tij
dens die commissievergadering zijn er opnieuw
ideeën en gedachten over deze nota uitgewisseld.
Er hebben uitvoerige besprekingen plaatsgevonden,
waarbij wij eveneens een inbreng hebben geleverd
evenals de andere raadsfracties. Mijns inziens
waren wij het erover eens dat de nota niet af is
en ook niet af zou kunnen zijn. Wij hebben opge
merkt dat naar onze mening bij de uitvoering van
de inspraaknota de standpunten moeten worden mee
genomen zoals die door de diverse fractie in de
periode van voorbereiding zijn ingebracht. Van de
zijde van de voorzitter van de commissie algemene
zaken zou een concept-voorstel worden geformuleerd
waarin een en ander zou worden verwoord. Op 14
juni is ons de tekst daarvan voorgelegd en die was
nagenoeg gelijk aan de tekst van het preadvies dat
nu voorligt. In het contact dat ik op 14 juni met
de heer Richt daarover heb gehad, heb ik gezegd
dat de tekst zoals die nu in het preadvies staat
voor ons niet aanvaardbaar is. Ik heb daarom een
alternatieve tekst ingediend, waarin staat dat bij
de uitvoering toetsing moet plaatsvinden aan de
inspraaknota en aan de inbreng van de raadsfrac
ties bij de behandeling van de nota over inspraak.
Op die wijze is er sprake van een gelijkwaardige
behandeling. In het kader van het inspraakbeleid
moeten de inspraaknota en de inbreng van de raads-