18 AUGUSTUS 1977
807
aantal serieuze reacties ingezonden, zoals die van
de STAR en van de Culturele Raad. De suggesties
uit deze reacties zijn in de nota verwerkt.
Dat aan de nota in ruime mate praktijkerva
ring ten grondslag ligt kan naar het ons lijkt
nauwelijks worden ontkend. De nota is geen studeer
kamerproduct, want zij is op ambtelijk en bestuur
lijk niveau voorbereid, waarbij ambtenaren en be
stuurders praktijkervaring hebben ingebracht. Het
dictum van de motie is naar onze opvatting vol
strekt onverenigbaar met het voorstel van het col
lege. Het voorstel van het college beoogt de raad
de nota te doen aanvaarden en mitsdien de daarin
vermelde uitgangspunten te onderschrijven. De bij
de motie gevoegde stukken van de P.v.d.A. en de
P.P.R. stemmen in grote lijnen weliswaar overeen
met de nota, maar bevatten ook een aantal elemen
ten die in strijd zijn met de uitgangspunten van
de nota. In de motie wordt b. en w. in overweging
gegeven naast de nota de door P.v.d.A. en P.P.R.
geproduceerde stukken als elementen voor het voor
lopige inspraakbeleid aan te merken en op basis
daarvan te beginnen met de voorbereiding van een
handleiding voor inspraakprocedures. Het lijkt ons
niet goed mogelijk een beleid te baseren op uit
gangspunten welke deels tegenstrijdig zijn. Wij
zijn bovendien van opvatting dat de nu ter tafel
liggende nota een uitstekende handleiding vormt.
Met de voorbereiding van deze handleiding waren
zeven jaren gemoeid en het is nu dan ook hoog tijd
om tot een afronding te komen, zodat verdere prak
tijkervaring kan worden opgedaan. De commissie al
gemene zaken zal volgens de toezeggingen van het
college de ontwikkelingen welke zich in de praktijk
voordoen volgen en bij de voortgezette discussie
ook de inbreng van P.v.d.A. en P.P.R. op praktische
bruikbaarheid kunnen toetsen. Gezien deze toezeg
ging lijkt intrekking van de motie voor de hand
liggend.
De enige passage in de motie die wij volledig
kunnen onderschrijven is de derde overweging.