812 18 AUGUSTUS 1977 wil meewerken. Als er een dergelijke brief naar de B.L.T.V. zal uitgaan, zal de fractie met dit voorstel akkoord kunnen gaan. De heer KOERTSHUIS: Wij zullen uiteraard met uw voorstel meegaan en vanzelfsprekend zijn wij het niet eéns met de opmerkingen welke namens de fracties van de Partij van de Arbeid en de P.P.R. zijn gemaakt. Wij willen u juist uitdrukkelijk aanbevelen dit niet aan het bestuur van de B.L.T.V. te berichten. Wethouder VAN DUN: Ik geloof dat het wat moeilijk is nu plotseling in de raad tot transac ties te komen. Het college heeft toegezegd dat de opmerkingen welke zijn vermeld in de brief van de heren Martens en Welschen, die ik u heb voorgele zen, onder de aandacht van de B.L.T.V. zullen wor den gebracht. De heer Welschen gaat in zijn eisen pakket op dit moment veel verder en dat is voor het college niet aanvaardbaar. Mijns inziens dient ook formeel te worden geconstateerd dat er een commissieronde heeft plaatsgevonden, waarbij bleek dat tenminste drie leden van de commissie het met dit voorstel eens waren. Thans hebben wij het standpunt van het college aan de raad kenbaar ge maakt. Op basis van de discussie aan het begin van deze vergadering heb ik een marge ingebouwd in die zin dat ik heb toegezegd dat de boodschap in ieder geval zal worden doorgegeven. Wat de heer Welschen nu voorstelt kan door ons onmogelijk worden gevolgd De heer WELSCHEN: De Federatie zal dan niet met het voorstel akkoord kunnen gaan. Zonder hoofdelijke stemming wordt vervolgens overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten, met aantekening dat de heren Martens, Oomen, Kaarsemaker, Paquay en Dreef, mevrouw Stutterheim-Edelingde heer Welschen, mevrouw Muntjewerff-van den Hul, de heren Crul en Houben en mevrouw Gie- bels-Sprengers geacht willen worden te hebben

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1977 | | pagina 812