22 AUGUSTUS 1977 829 moet je in discussies met de heer Houben mee le ren leven als men de conclusie trekt dat het met de woonbebouwing in de binnenstad niet zo goed gaat. Ik vind dat een veralgemening die op onjuiste gegevens stoelt. De heer HOUBEN: De wethouder heeft verleden jaar zelf bij de algemene beschouwingen gezegd dat medio 1977 met de bouw in het gebied Leuve naarstraat/Middellaan zou kunnen worden begonnen. In de commissie hebben we echter begrepen dat die bouw anderhalf jaar vertraging heeft ondervonden. Wethouder VAN DUN: De wethouder heeft bij de algemene beschouwingen gezegd te hopen dat dit jaar zou kunnen worden begonnen. Als die hoop door externe factoren, liggend op het gebied van inspraak, niet uitkomt, past het niet te consta teren dat het met de woonbebouwing in de binnen stad niet goed loopt. Daarmee wordt een beleids uitgangspunt van dit college aangetast en dat moet de heer Houben niet op dit soort krante-ar- tikelen stoelen. Hiermee was ik volslagen buiten de orde, maar de heer Houben is erover begonnen. De drie sprekers, mevrouw Van Rooijde heer Houben en de heer Van Asseldonk, zijn ingegaan op het proces in de Gerardus Majellawijk. Aan het adres van alle drie moet mij iets van het hart, dat naar ik hoop goed zal overkomen. Waar zijn wij aan bezig? In de krant van vrijdag stond in een kop te lezen dat de fracties van P.v.d.A. en P.P.R. tegen de nota over inspraak waren, maar naar mijn beste weten is die nota verleden week donderdag aangenomen. In verband daarmee kan wor den vastgesteld dat wij in Breda voor een zekere mate van participatie gevoelig zijn. Als er nu dén proces in Breda zowel van de kant van de ge meente als van de kant van de bewoners van parti cipatie getuigt, is het wel hetgeen zich in de Gerardus Majellawijk afspeelt. Dit betekent dat raad en college -- niet formeel maar informeel

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1977 | | pagina 829