830
22 AUGUSTUS 1977
een stukje van hun bevoegdheid aan de Gerardus
Majellawijk prijsgeven, opdat de bewoners binnen
door de raad aangegeven kaders tot invulling van
hun eigen wijk kunnen komen.
Wanneer dit onweerspreekbaar is, moeten wij
ervoor waken op basis van incidenten in dit parti
cipatieproces in te grijpen. De heer Van Asseldonk
heeft er gelijk in dat dat proces met vallen en
opstaan verloopt. Ik geloof dat we daar veel les
sen uit moeten trekken en dat er zowel door de ge
meente als door de bewoners fouten zullen worden
gemaakt. Ik zou het echter, met alle respect voor
de drie sprekers, wat moeilijk vinden als men con
tinu bij het eerste signaal een discussie in de
raad wil voeren. Er is melding gemaakt van een
brief die vanavond is uitgereikt en deze brief
wordt gerelateerd aan een schrijven van een indi
vidu in de Gerardus Majellawijk van 18 augustus,
dat mij heeft bereikt. Het gaat mij echter te ver
als men daaruit meteen concludeert dat er een de
bat in de raad moet plaatsvinden. In de commissie
en ook in de raad heb ik herhaaldelijk gezegd dat
dit participatieproces bepaalde kenmerken heeft.
Het eerste kenmerk wordt gevormd door de uitgangs
punten en contouren van het proces, vast te stel
len door de raad. Die vaststelling door de raad
heeft plaatsgevonden, in kredietverleningen en in
intenties, en ook vanavond gebeurt er iets derge
lijks. Het tweede kenmerk van het participatiepro
ces de daarover gemaakte afspraken kent de heer
Houben nog beter dan ik houdt in dat wezodra
doelstellingen en uitgangspunten in gevaar komen,
op signaal van de bewoners en van het ambtelijk
apparaat, van de gemeenteraad van Breda als hoog
ste bestuursorgaan beslissingen vragen.
Over de gebeurtenissen die zich op het ogen
blik rond één of twee dichtgespijkerde woningen
voordoen kan worden gezegd dat die geen element
vormen waar we nu meteen links of rechts uit de
flank een toetsing door de raad van willen hebben.
Als de raad tot zo'n toetsing zou overgaan, zou