834 22 AUGUSTUS 1977 verder moeten gaan. Ik durf te stellen dat op zijn minst het ambtelijk apparaat van de gemeente Breda het vertrouwen van de wijk heeft herwonnen; men kan met elkaar communiceren en men onderschrijft eikaars doelstellingen. Men heeft ook met teleur stellingen leren leven en het is voor het overige dan de plicht van een ieder ook van het gemeen tebestuur van Breda de grootst mogelijke druk uit te oefenen, ook in andere gebieden van de stad waar zulks nodig is, om te proberen de doelstel lingen te realiseren. De VOORZITTER: Aangezien de heer Van Dun nog niet in de gelegenheid is geweest kennis te nemen van de tekst van de motie, lijkt het mij verstan dig de vergadering enige tijd te schorsen. SCHORSING. De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. De heer Van Dun zal zijn betoog in eerste termijn vervolgen door in te gaan op de motie van de heer Houben. Wethouder VAN DUN: Vóór de schorsing heb ik getracht het kader te schetsen dat wordt gevormd door het participatieproces, het bewaken van de doelstellingen en het terugkoppelen naar de raad als de doelstellingen niet kunnen worden verwezen lijkt. In dat kader kan ik nu mededelen dat het college bezwaar heeft tegen de eerste constatering in de motie, te weten "dat gezien de verstrekte informatie de plannen voor de nieuwbouw van de le fase in de wijk Gerardus Majella niet zullen vol doen aan de oorspronkelijke doelstelling, namelijk betaalbare woningen voor de bewoners die nu in de wijk wonen". De procedure te dien aanzien is nog niet afgerond en het college gaat met deze consta tering dan ook niet akkoord. Ik denk daarbij in de eerste plaats aan de kwestie van de betaalbaarheid en ik stel in de tweede plaats vast dat er juist in een participatieproces, uitgaande van een be paalde doelstelling, voortdurend reflexie op die

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1977 | | pagina 834