22 AUGUSTUS 1977
883
overleg heeft overgenomen, resultaten die de "in
stemming hebben van de bevoegde gezagen". Men kan
zich afvragen of dat nu wel een juist meervoud is,
maar in ieder geval worden hier de bekende vier
organisaties bedoeld. Dit zijn de vier bevoegde
gezagen, die bij de wet bevoegd zijn verklaard.
Het college vraagt de raad hetzelfde te doen
en nu ligt er een motie van mevrouw Giebels, die
spreekt van een onderzoek naar de inrichting van
scholen. Dat is het werk van de richtingen, die
straks met de oudercommissies moeten nagaan welke
methoden van onderwijs de ouders binnen of buiten
de richtingen wensen. Dat is gelet op de wet
niet meer de taak van de overheid, want vrijheid
van onderwijs betekent in Nederland en dus ook in
Breda nog altijd in de eerste plaats vrijheid van
richting. In de tweede plaats is er dan de vrij
heid van inrichting, waar mevrouw Giebels van
spreekt en vervolgens is er dan nog de vrijheid
van oprichting, die geschiedt volgens bepaalde
spelregels die u via het bureau onderwijs natuur
lijk wel goed kent. De motie moet dus volgens mij
worden afgewezen, maar ik wil hierover natuurlijk
gaarne het oordeel van het college vernemen alvo
rens mijn fractie haar standpunt ten aanzien van
deze motie definitief zal bepalen.
De VOORZITTER: Mevrouw Giebels vraagt of de
betrachte spoed wel juist is. Ik meen van wel,
want wij moeten voorkomen dat er gebouwd wordt. In
dit opzicht volgen wij het onderwijs. Als ergens
mensen met kinderen gaan wonen, heeft de gemeente
de plicht ervoor te zorgen dat daar het gewenste
onderwijs wordt gegeven. Als bestuur van het open
baar onderwijs zal de gemeente daarnaast ook op
de presentatie van dat openbaar onderwijs diligent
moeten zijn, Dat is punt één. Wij moeten er dus
inderdaad tijdig bij zijn, want er daar kom ik
in het verloop van mijn verhaal nog op terug --
spelen verschillende vragen die erop wijzen dat
wij op tijd moeten zijn.