22 AUGUSTUS 1977 893 Kemenade overleg over dit voorstel gepleegd, dus wat dat betreft kan ik de heer Visser geruststel len, Noch de heer Van Kemenade noch de andere overlegpartners hebben dit als een aanval op de vrijheid van onderwijs beschouwd. Ik vind het jam mer dat hierdoor de discussie over het wezenlijke punt wat zijn de behoeftes van de bewoners van Breda op onderwijsgebied onder tafel wordt ge houden, want wij willen deze discussie graag óp tafel hebben. De heer VISSER: Als je aan de vier bij Konink lijk Besluit erkende organisaties zou vragen of het niets met de vrijheid van onderwijs te maken heeft als zij niet worden ingeschakeld, zou je wel iets anders te horen krijgen. De heer Welschen moet het zelf maar weten en nog eens op deze mate rie gaan studeren. De heer OOMEN: Misschien kan de heer Visser dan leren lezen. De VOORZITTER: Het is jammer dat minister Van Kemenade nu niet aanwezig is, dan hadden wij hem onmiddellijk bij de discussie kunnen betrekken ook ten aanzien van de vraag of de aanpak van de gemeente past binnen het beleid dat hij wil voeren en binnen de aanwezige wetgeving. Ik zou dat bij zonder prettig hebben gevondenwant ik denk dat minister Van Kemenade welke opvatting hij ook over inrichting moge hebben zou moeten zeggen dat dit een bevoegdheid van de verantwoordelijke besturen is. Ik meen dat daar geen verschil van mening over kan bestaan. De heer WELSCHEN: Ik heb geprobeerd twee din gen te scheiden en ik geloof dat u dat ook wel goed hebt begrepen. In de eerste plaats is er de vraag wat de bevoegdheden van de verschillende or ganisaties zijn en in de tweede plaats kan een gemeente los van die bevoegdheden formuleren welke wensen zij ten opzichte van het onderwijs in de Stad heeft, Dat zijn twee punten die zoveel

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1977 | | pagina 893