15 SEPTEMBER 1977 957 niet komen, maar bij de bewoners was toch de in druk ontstaan dat dat gedeelte uitdrukkelijk zou worden bestemd voor het spelen. Zij houden dan ook vast aan het idee van eenrichtingverkeer. Wij wil len het college vragen of het mogelijk is aan het punt van die spelelementen nog iets te doen. Wij hebben gisteravond kunnen constateren dat de winkeliers slechts onder een aantal strikte voorwaarden willen meedoen, waarvan één de eis van tweerichtingverkeer is. Gisteren hebben wij gepro beerd de argumenten voor en tegen een- respectie velijk tweerichtingverkeer te wegen. Inderdaad pleit naar onze mening de grotere veiligheid voor eenrichtingverkeer op het bredere gedeelte, maar een argument hiertegen is dat er dan op het smalle gedeelte meer verkeer zal komen, waardoor dat ge deelte weer onveilig wordt. Wij zijn er niet uit gekomen, maar wij hebben aan het eind van de avond aan de bewoners en de winkeliers gevraagd of het zinnig zou zijn het eerste halfjaar óf eenrich tingverkeer óf tweerichtingverkeer toe te passen en na een evaluatie de situatie om te draaien. Na een evaluatie van de ervaringen in het tweede halfjaar r- wij doelen dan op de ervaringen van de betrokkenen, de politie en openbare werken dient dan vervolgens de raad te beslissen wat in deze situatie het beste is. Ik zal hierover geen motie indienen, maar een amendement, wat nog niet zo beladen schijnt te zijn. Dit amendement heeft de bedoeling genoemd element uitdrukkelijk aan het besluit toe te voegen. Gezien de reacties van de andere leden van de gemeenteraad die aanwezig wa ren meen ik dat het een haalbaar amendement zou kunnen zijn. Het door de heer Houben c.s. ingediende amen dement luidt als volgt: "Amendement op besluit van bijlage nr. 316, agendapunt 30 voor de raadsvergadering 15 september 1977; de gemeenteraad van Breda in vergadering

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1977 | | pagina 957