15 SEPTEMBER 1977
985
openbaren van gedachten of gevoelens, voorzover
dit gebeurt door de drukperste onderwerpen aan
een voorafgaand verlof van de overheid, met andere
woorden: een verbod van censuur ten aanzien van de
inhoud. Iedereen kan aan dit artikel het recht
ontlenen om vrij van overheidsinmenging door mid
del van het gebruik van het gedrukte woord gedach
ten of gevoelens te openbaren. Artikel 7 van de
Grondwet garandeert dus de drukpersvrijheid, maar
het heeft geen betrekking op de vrijheid van me
ningsuiting als zodanig, zoals de heer Kaarsemaker
blijkbaar meent.
In de tweede plaats moet worden opgemerkt dat
volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad ar
tikel 7 van de Grondwet naast de vrijheid van
drukpers ook het recht omvat om gedrukte stukken
te verspreiden, zij het dat het verspreidingsrecht
in het belang van de openbare orde aan beperkingen
kan worden onderworpen, mits deze beperkingen niet
zo ver gaan dat aan het verspreidingsrecht geen
gebruik van enige betekenis wordt overgelaten. Ge
let op de tekst van het eerste lid van -artikel 18
dat tijdens de markturen het voeren van propaganda
verbiedt kan naar het mij lijkt worden geconsta
teerd dan van inbreuk op de vrijheid van drukpers
als bedoeld in de Grondwet geen sprake is. Voorzo
ver het in het artikel omschreven propagandaverbod
het verspreiden van gedrukte stukken omvat geldt
dat verspreidingsverbod uitsluitend gedurende de
in artikel 1 van het reglement genoemde uren, zo
dat van een geoorloofde beperking als bedoeld in
de jurisprudentie sprake is. Het is niet ongebrui
kelijk dat op de plaatsen waar markten worden ge
houden op andere tijdstippen gelegenheid wordt ge
boden tot het voeren van propaganda, ook politieke
propaganda, bijvoorbeeld door middel van een kraam.
Ook na het vaststellen van het reglement zal dit
mogelijk blijven. Artikel 18 lid 1 is dan ook niet
strijdig met artikel 7 van de Grondwet.
Voorts rest nog de vraag of er wél sprake is
van inbreuk op het niet door de heer Kaarsemaker