1138
14 SEPTEMBER 1978
niet eens, want ik heb al vijf maanden geleden ge
zegd dat wij op weg zijn naar een toelatingsbeleid.
Dat toelatingsbeleid is in het voormalig college
aan de orde geweest; het college heeft als zodanig
voorlopig besloten. Overigens is in de commissie
gezegd mevrouw Muntjewerff vermeldt dat niet
dat naar onze mening het toelatingsbeleid een be
paalde relatie heeft met de groeistadgedachte ten
aanzien van Breda. Wij achten het in dat verband
juist ook de visie van de rijksoverheid op een
toelatingsbeleid te vragen.
De besprekingen daarover zijn praktisch afge
rond. Afgelopen maandag is het laatste gesprek ge
voerd met een vertegenwoordiging van de juridische
afdeling van het departement van volkshuisvesting
en ruimtelijke ordening. Ik kan toezeggen dat voor
stellen met betrekking tot het toelatingsbeleid
op korte termijn de raad zullen bereiken. Het gaat
daarbij overigens om één pakket van maatregelen,
inclusief kettingbeding, anti-speculatiebeding en
zovoorts. Als in de door mevrouw Muntjewerff aange
duide motie dan ook staat dat op korte termijn ter
zake voorstellen aan de raad zouden moeten worden
gedaan, kan ik zeggen dat zulks zal gebeuren. Ik
heb er geen zicht op of het nog twee, drie of vier
maanden zal duren, maar ik denk dat de raad een
redelijke tijd vóór het eind van het jaar beslui
ten over deze punten zal hebben genomen. Dat zal
trouwens ook noodzakelijk zijn in verband met het
opstarten van de woningbouw in het gebied van
"Sint Joseph": voordat er grond aan "Sint Joseph"
wordt verkocht, moeten we in de raad overeenstem
ming over het toelatingsbeleid hebben bereikt.
Mevrouw MUNTJEWERFF-VAN DEN HUL: Het aspect
van de werkgelegenheid is inderdaad in de commis
sie aan de orde geweest, waarbij wij hebben gezegd
het effect van deze grondverkopen op de werkgele
genheid positief te waarderen. Daar staat tegen
over dat het anti-speculatiebeding en het toela
tingsbeleid al zó lang in discussie zijn, dat wij