14 SEPTEMBER 1978 1159 A. Brouwers. 17. Bijlage nr. 253: VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT AANWIJZING VAN LEDEN EN PLAATSVERVANGENDE LE DEN VAN DE GEWESTRAAD VAN HET STADSGEWEST BREDA. (M) De heer CRUL: Het is tijdens het overleg tus sen de fracties over deze zaak een beetje wennen geweest. Er waren wel vriendelijke contacten, maar ik had de indruk dat vooral het C.D.A. en de V.V.D. moesten wennen aan een nieuwe collegiale opstelling. Dat is misschien begrijpelijk, hoewel het voor mij toch opvallend was. De situatie met betrekking tot het stadsgewest was nogal ingewikkeld. Vooral omdat het over personen ging, was het moeilijk de goede koers te houden. Bij het begin van de besprekingen tussen de fractievoorzitters waren D'66, P.v.d.A., P.S.P. en D'66 -- de heer Eissens van het C.D.A. hield nogal aan eenmaal ingenomen standpunten vast uit op de volgende verdeling: C.D.A. 2 P.v.d.A. 3 V.V.D. 2 D'66 1 Hierbij was de collegeplaats dan nog in discus sie. Voor de V.V.D. was uitgangspunt dat in ieder geval geen twee raadsleden van het C.D.A. in het dagelijks bestuur van het stadsgewest zouden moe ten komen. Wij menen dat dit, mede gezien het ak koord, een goed uitgangspunt was. Een moeilijk punt werd gevormd door de vertegenwoordiging van het col lege in het dagelijks bestuur van het stadsgewest. Dit probleem bestaat in feite nog steeds. In dit verband willen wij even terugkomen op de onderhandelingen en op de verklaringen die op 5 september zijn afgelegd. Wij vinden dat de verde ling van de portefeuilles, zeker wat de zwaarte be treft, ongelijk is en niet helemaal zoals zij

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 1159