14 SEPTEMBER 1978 1163 ingaan. De heer TEN WOLDEEr is inderdaad langdurig overleg tussen de fractievoorzitters gepleegd ten einde over het stadsgewest, De Beyerd en de andere alternatieven overeenstemming te bereiken. In het betoog van de heer Crul proef ik dat het niet toe kennen van een zetel in de stadsgewestraad aan D'66 een spelletje van C.D.A. en V.V.D. zou zijn ge weest. Naar mijn mening is dat juist niet het ge val. De startpositie met betrekking tot de zetel verdeling was: C.D.A. 3 P.v.d.A. 3 V.V.D. 2 D' 66 1 Achteraf bleek dat het C.D.A., wanneer het geen twee leden van het dagelijks bestuur kreeg, vier zetels in de stadsgewestraad wilde claimen. Daarnaast kwam de harde eis van de kant van de P.v.d.A. tot het leveren van een D.B.-lid. Wij nu waren van mening dat eventueel een tweede D.B.- lid uit de P.v.d.A. kon worden gekozen, omdat vol gens het akkoord tussen C.D.A., P.v.d.A. en V.V.D. over de collegevorming de bestuursopzet van het stadsgewest zo veel mogelijk het democratisch ide aal moet benaderen. De opstelling van de V.V.D. is van het begin af aan geweest dat de twee grootste fracties in deze raad primair aangewezen zijn tot leveren van een D.B.-lid. De heer Crul zegt nu ach teraf dat C.D.A. en V.V.D. niet bereid zouden zijn ook maar iets "in te leveren"; naar aanleiding daarvan wil ik erop wijzen dat wij van onze kant nooit ofte nimmer hebben gesproken over een moge lijke claim op een D.B.-functie binnen het stads gewest. Ik meen dat dit de startpositie was, waar in het alleszins redelijk is dat de P.v.d.A. zich enige opoffering getroost door bij De Beyerd plaats te maken voor D'66. Naar mijn mening is de startpo sitie in die verdeling drieërlei. Wij hebben dat stilzwijgend aangenomen, terwijl daar bij de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 1163