1177 18 SEPTEMBER 1978 particulieren. Ik ben met de heer Oomen van mening dat dit beleid weliswaar duidelijk is, doch de ge meente niet bepaald siert. U weet dat dat juist de reden is waarom wij op deze materie zijn gaan stu deren, maar vanwege alle financiële perikelen en prioriteitstellingen zijn wij er op het cijferma tige en financiële vlak nog niet uit. Wij hopen echter dat wij op korte termijn de onderhandelin gen hierover kunnen afronden. Wellicht zullen wij dan moeten erkennen dat er bij de gemeente een stuk onvermogen aanwezig is, maar in ieder geval zullen wij met het meest haalbare naar de raad toe komen. De vorige week donderdag hebben wij het met betrekking tot gemeentelijke panden al gehad over kettingbedingen en anti-speculatiebedingen en daar om wil ik daar nu wat vlug overheen stappen. Naar aanleiding van opmerkingen van mevrouw Muntjewerff heb ik al toegezegd dat wij voor het einde van het jaar wat die materie betreft een voorstel in de richting van de raad zullen doen uitgaan. Ik wil daarom op dit moment daarover geen discussie aan gaan De heer Oomen heeft het ook nog even gehad over de geschatte waarde. U weet dat wij, als wij een pand gaan verkopen, vastzitten en dit niet ten onrechte aan de door de raad goedgekeurde methodiek volgens welke het pand wordt getaxeerd waarna het tegen de taxatieprijs wordt verkocht. In dit verband kom ik terecht bij het betoog van de heer Van Asseldonk en het werk dat in het kader van de portefeuille van mijn collega Sandberg is verricht. Ik moet u zeggen dat ik het bijzonder plezierig vind dat een aantal particulieren in Breda zich heeft verenigd in de Stichting Stads herstel welke stichting dit pand inderdaad als eerste proefobject ter hand wil nemen. Misschien moet je concluderen dat men dit nooit meer zal doen, maar nu heeft men het in ieder geval wél ge daan; met vallen en opstaan zijn wij tenslotte zo ver gekomen. Zowel de gemeente als de stichting

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 1177