12 JANUARI 1978
115
Uit onderwijskundig oogpunt zou ik dan ook op be
handeling van het raadsvoorstel willen aandringen.
Over de problematiek op het gebied van de dienst
jeugd en sport kan mijn collega Van Graafeiland,
dunkt mij, meer zeggen dan ik. Wij waren namelijk
bezig met de voorbereiding ten aanzien van de lo
kalen. Er is toestemming van de rijksoverheid en
we kunnen bij wijze van spreken ook nieuwe bouwen,
maar dan hebben we geen oplossing voor het pro
bleem van de Jasmijnstraat, waar de heer Van Graaf-
eiland waarschijnlijk meer over kan zeggen dan ik.
Ik teken hierbij nog aan dat de lokalen van de
Jasmijnstraat bijzonder geschikt zijn en zelfs
iets meer ruimte bieden dan nieuwe lokalen. Ge
bruikmaking van de lokalen aan de Jasmijnstraat
zou dus uit onderwijskundig oogpunt bezien alleen
maar toe te juichen zijn.
Wethouder VAN GRAAFEILAND: Ook van de kant
van de sector van jeugd en sport zou uitstel bij
zonder worden betreurd. Door de bouw van de nieuwe
gemeenschapsaccommodatie in Tuinzigt staat het on
derhavige houten gebouw namelijk leeg en men weet
hoe het met leegstaande gebouwen gaat: als je er
niet snel een bestemming voor hebt, worden ze wel
voor je gesloopt. Zeker bij dit soort houten ge
bouwen gebeurt dat heel gemakkelijk. Het wordt dan
ook voor wat mijn sector betreft bijzonder op prijs
gesteld als het gebouw snel naar de g.t.s. kan
worden verhuisd.
Ik neem aan dat de heer Martens heeft gedoeld
op een brief van 22 december, die ik hier vóór mij
heb liggen. Ik heb uit die brief opgemaakt dat de
verplaatsing van het gebouw aan de Jasmijnstraat
in beginsel de instemming van P.v.d.A. en P.P.R.
heeft, maar dat men wil weten wat er met de vrij
komende gelden binnen het budget van de dienst
voor jeugd en sport zou gebeuren. Welnu, ik heb
mij voorbereid op de beantwoording van de vervolg
vraag die waarschijnlijk in dat opzicht van de
heer Martens zal komen.