1263 19 SEPTEMBER 1978 de N.E.O.M. en de PNEM, om de mogelijkheden dien aangaande nader te overwegen. Een moeilijkheid kan bijvoorbeeld zijn dat men de warmtelevering niet voor vijfentwintig jaar kan of wil garanderen. Laatstgenoemde periode is een uitgangspunt bij de opzet van het project stadsverwarming. De heer De Brouwer stelt dat het uitvallen van de Amercentrale niet is gedekt. In deze cen trale zullen meerdere aftappunten worden ingebouwd. Bovendien staan er hulp-warmteketels opgesteld, mede voor het opvangen van storingen. Deze ketels kunnen de gehele voorziening garanderen. In het laatste geval is het risico van de hogere aan schafprijs voor de N.V. PNEM. De heer Garritsen heeft een vraag gesteld over het inspelen op nieuwe ontwikkelingen. De Bredase opzet houdt in dat latere technische ont wikkelingen in de kleinere woningaantallen na de onderstations gemakkelijk kunnen worden toegepast. Hierbij wordt onder meer gedacht aan het toepassen van de warmtebron zonne-energie en aan plastic buizen voor het watertransport. Inpassing in het systeem is dus mogelijk. Er is ook nog gevraagd wat er gedaan moet worden als de aardgasbel is uitgeput. Ik heb al gezegd dat de Amercentrale gaat stoken op kolen en olie. De wereldvoorraad kolen is nog zeer groot. Men zou zich dus beter kunnen afvragen wat er na het uitgeput raken van de aardgasbel moet worden gedaan met de individuele c.v.-ketels. De heer Garritsen heeft verder nog gesteld dat de aanloopverliezen kleiner zijn als gestart wordt met ketels. Het komt ons voor dat juist het tegenovergestelde het geval is. Een stadsverwar mingsproject wordt onder meer rendabel door het gelijktijdig opwekken van elektriciteit en warmte. Wat het project Breda betreft kan dan ook worden geconstateerd dat de aanloopverliezen ontstaan doordat gedurende de eerste jaren moet worden vol staan met uitsluitend hulp-warmteketels. De heer Dreef heeft zich afgevraagd hoe de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 1263