19 SEPTEMBER 1978 1270 zeer gedetailleerde discussie ontstaan en daarvoor leent een raadsvergadering zich niet. Overigens moet het mij van het hart dat enige vragen die de wethouder beantwoord heeft, niet zozeer afkomstig waren van andere fracties dan wel van D'66. De wethouder heeft een drietal toezeggingen gedaan naar aanleiding waarvan de andere fracties de amendementen en de motie hebben ingetrokken. Met één toezegging hebben wij erg veel moeite, en wel met de toezegging betreffende het evaluatie onderzoek dat de KEMA te wachten staat als het be drag van 30.000,'dat daarvoor nodig is, door de raad is gevoteerd. Wij vragen ons af wat een evaluatie-onderzoek naar de KEMA-activiteiten voor zin heeft, Een evaluatie-onderzoek van de KEMA- rapportage zal zich beperken tot de uitgangspunten die de KEMA voor die rapportage heeft gekozen. Die uitgangspunten zullen dan worden getoetst door het aan te trekken toetsingsinstituut. Het gaat ons er echter om dat de uitgangspunten van de KEMA onvol ledig zijn geweest. Wij willen daarom pleiten voor een totaal, hernieuwd onderzoek en niet voor een onderzoek dat zich beperkt tot een evaluatie van wat de KEMA heeft gedaan. Dat laatste onderzoek heeft naar onze mening geen enkele zin. Wij hadden daarom graag een motie ingediend die als volgt luidt "De gemeenteraad van Breda, op 19 september 1978 in vergadering bijeen, gelet op het voorstel van burgemeester en wethouders inzake aanleg en exploitatie van stadsverwarming en gehoord de be raadslagingen ter zake, overwegende dat de moge lijkheden naar de beste vorm van stadsverwarming nog niet uitputtend zijn onderzocht, besluit, de principebeslissing over het project stadsverwarming op te schorten totdat de uitkomsten van een nieuw onderzoek naar deze mogelijkheden, verricht door een onafhankelijk instituut, bekend zijn, daarbij in aanmerking genomen dat hierdoor geen vertraging behoeft te ontstaan bij de ontwikkeling van het project, aangezien toch al gebruik zal worden

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 1270