19 SEPTEMBER 1978
1280
verplichte koopavond, dat wil ik bepaald niet ont
kennen. Dat een groot deel van het winkelpersoneel
en van de winkeliers er tegen zou zijn is voor mij
echter een onbewezen stelling. Het laatste echt
representatieve onderzoek, op basis waarvan de
raad iets zou kunnen vaststellen, dateert namelijk
van ongeveer vijf jaar geleden.
In de tweede overweging wordt gesproken over
de frequente schending van de rechten van het per
soneel. Ik wil bepaald niet ontkennen dat er mis
standen zijn, want die zijn er wel degelijk. Ik
kom daar straks nog wel even op terug. Als men het
echter zo generaliserend stelt en dit in een motie
ter vaststelling aan de raad voorlegt, dan vind ik
dat een klap in het gezicht van al degenen die ter
zake wél een verantwoord beleid voeren en het Win
kelwerktijdenbesluit naar de geest en de letter
uitvoeren.
Ik ga gemakshalve nog maar even door met het
behandelen van deze motie. De overweging die wordt
meegegeven om de winkeliers het verzoek te doen,
hun winkel op de toegestane koopavond maar geslo
ten te houden, is eigenlijk indirect een uitnodi
ging aan het college om de Winkelsluitingswet, die
beoogt de winkelopeningstijden te regelen, iden
tiek te verklaren met het Winkelwerktijdenbesluit,
een zaak waarover in het verleden uitvoerig in de
ze raad is gediscussieerd. Ik kan het de heer Gar-
ritsen uiteraard niet kwalijk nemen dat hij dit
over het hoofd heeft gezien, maar een aantal ande
re ondertekenaars zou wat dat betreft wijzer moe
ten zijn, als zij iets hebben opgestoken van de
discussies die in het verleden zijn gevoerd.
Het uitoefenen van een scherpe controle op
de naleving van de Arbeidswet is een punt dat bij
de parlementaire behandeling uitvoerig de aandacht
heeft gekregen. De staatssecretaris heeft toen
uitdrukkelijk gesteld dat met name dit aspect de
grootst mogelijke aandacht heeft. Het naleven van
de Arbeidswet wordt niet gecontroleerd door ons
maar door de Arbeidsinspectie, een instrumentarium