19 SEPTEMBER 1978
1288
personeel verder niets te maken heeft. Dit gebeurt
en het is niet in regels te vangen.
De heer GARRITSEN: Het gaat er mij om...
De VOORZITTER: De heer Brooimans wil nog iets
zeggen en dan houden wij op met elkaar uitleg te
geven.
De heer BROOIMANS: De heer Van Asseldonk heeft
mij in feite uitgedaagd. Gezien datgene wat hij
heeft gezegd vraag ik mij af waarom wij eigenlijk
nog over een koopavondverordening spreken!
De heer VAN ASSELDONK: Die koopavond is be
doeld om ook de grootwinkelbedrijven de mogelijk
heid te geven 's avonds te verkopen.
De VOORZITTER: Nu is het toch wel mooi geweest.
Na al deze interrupties moet de heer Garritsen
naar mijn mening in de gelegenheid worden gesteld
zijn verhaal af te maken.
De heer GARRITSEN: De heer Van Asseldonk
heeft reeds duidelijk gemaakt dat juist het groot
winkelbedrijf graag een koopavond wil. Daar liggen
ook de problemen. Omdat de grote winkels 's avonds
open gaan zijn de kleine winkeliers wel genood
zaakt om mee te doen. Daarom is er volgens mij een
politieke druk nodig, in de vorm van een verzoek
aan de winkeliers om hun winkels in het belang van
de werknemers gesloten te houden.
De heer Sandberg heeft gezegd dat een scher
pere controle op de naleving van de Arbeidswet
geen zaak is voor de gemeentelijke overheid. Als
men zich echter nog niet eens sterk kan maken voor
de belangen van de eigen inwoners, hoe kan men dan
in 's hemelsnaam - zoals in het programma van dit
college staat - opkomen voor de belangen van de
Derde Wereld? Opkomen voor de belangen van het
winkelpersoneel in Breda lijkt mij toch wel het
minste wat men kan doen. Het gaat er daarbij niet
om welke bevoegdheid men formeel heeft, hoewel de
gemeentepolitie in dezen toch ook wel bevoegdheden